EN DE HOOFDPRIJS VOOR DE GRAPPIGSTE POLITIEKE GEBEURTENIS VAN DE WEEK GAAT NAAR …… DE VVD

 

Er viel weer heel wat te lachen in de Haagse politiek de afgelopen week. Wie krijgt de hoofdprijs?

 

Over Sigrid Kaag zijn inmiddels vele kranten vol geschreven. Die sla ik over. Het is al pijnlijk genoeg. Ankie Knol, tevens bekend als Broekers, laat ik ook lopen. Wie het uit de mond krijgt om wegvluchten uit de Afghaanse Talibanhel ‘onwenselijke braindrain’ te noemen verdient geen schaterlach, maar een eeuwig doodzwijgen. Dat Jesse Klaver in de gaten kreeg dat het nodeloze gedweep met Liliane Ploumen hem definitief een kabinetspositie kost is weliswaar vermakelijk, maar ook hij krijgt niet de hoofdprijs in het actuele theater van de lach. Liane den Haan, de partij- en zetelrovende fractievoorzitter van de eenpersoons Fractie Den Haan, die wat informateur Remkes betreft een ministerspost mag leveren aan een nieuw kabinet, evenmin.

 

Ook Johan Remkes zelf grijpt ernaast, al was de informateur een goede kanshebber. Dat de Rijksvoorlichtingsdienst na de roddels over Remkes’ drankzucht bekend maakte dat hij slechts twee borrels had gedronken -een voor en een tijdens het diner- is een nog veel betere spin dan die van D66 dat er ‘drank in de man’ zat en hij daardoor warrig optrad. Niets mis met een goeie borrel, maar hang niet de heilige uit. Toen CDA-minister Joop Wijn begin 2007, hoewel kort daarvoor gekozen als Tweede Kamerlid en op weg om de nieuwe CDA-leider te worden, plotsklaps de politiek inruilde voor een hoge functie bij de RABO-bank kreeg hij van de collega van Binnenlandse Zaken in het kabinet Balkende-III zware verwijten onethisch te handelen. Wijn sloeg terug met de vraag of Remkes het collegiale zwijgen over zijn drankmisbruik misschien was vergeten. Naar verluidt trad er daarna matiging in, maar lid van de blauwe knoop werd Remkes nooit. De recente spin van D66 was onvergeeflijk, maar de RVD had ook beter de mond kunnen houden.

 

Hoe dan ook, de hoofdprijs voor de grappigste politieke gebeurtenis van de afgelopen week gaat naar de VVD-Kamerleden Rudmer Heerema en Hatte van der Woude. Uit een boekje van Peter Rehwinkel –die u zich wellicht nog herinnert als de burgemeester van Groningen die ontslag nam wegens een hoge internationale functie in Spanje die niet bleek te bestaan waarna hij wachtgeld trok- hadden ze begrepen dat kroonprinses Amalia haar recht op de troon zou verspelen bij een eventueel huwelijk met een partner van hetzelfde geslacht. “Vindt u dat dit past bij de normen en waarden van Nederland anno 2021?” was hun vraag aan de minister-president.

 

Dat uitgerekend Claudia de Breij uitverkoren was een boekje over prinses Amalia te produceren ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag en dat nieuws werd gebracht met een zwoele foto van de lesbische cabaretière naast de jeugdige koninklijke blondine zal voor de VVD’ers een bron van inspiratie geweest zijn.

 

Ik betwijfel of de twee liberalen zelf de humor van hun vraag hebben ingezien, maar hoe krijg je het uit je pen? “Vindt u dat dit past bij de normen en waarden van Nederland anno 2021” vragen ze over een eventuele partnerkeuze van een jonge vrouw van thans 17 jaar oud die inmiddels heeft ontdekt welke krankzinnige toekomst haar te wachten staat (www.geertdales.com/amalia).

 

Straks kan zij niet op basis van geschiktheid of eigen wens iets van haar leven maken, maar moet zij grondwettelijk een functie vervullen die niet bij anno 2021 past, niet bij anno 2020, niet bij 2019, bij 2018 of 2017, maar bij anno 1848 of zelfs daarvoor. Een functie die in het huidige tijdsgewricht volstrekt onaanvaardbare prerogatieven meebrengt als gratis wonen in paleizen, belastingvrije topsalarissen, gratis reizen in exorbitante dienstauto's en regeringsvliegtuigen, afsluiting van met overheidssubsidie in stand gehouden bossen en landgoederen voor privégenot en ook overigens omgeven is door een waaier van gebruiken, gedragingen, onschendbaarheden,  rites, symbolen, uitdossingen, maffe koetsen en andere zwaar gedateerde parafernalia die in het huidige tijdsgewricht totaal belachelijk zijn.

 

Was ik minister-president Rutte, dan zou ik op de Kamervragen van de VVD antwoorden: “Nee, het past absoluut niet bij de normen en waarden van Nederland anno 2021 om een burger rechten te ontnemen zodra die ervoor kiest om een huwelijk aan te gaan met iemand van hetzelfde geslacht, zoals ook het monarchale systeem helemaal niet past in de normen en waarden van Nederland anno 2021, weshalve ik de geachte afgevaardigden Heerema en Van der Woude oproep ten spoedigste hun taak als mede-wetgever serieus te nemen en voorstellen in te dienen ter afschaffing van dit ridicule anachronisme, welke voorstellen de nieuwe regering -wie weet onder mijn leiding- gaarne en met spoed ter hand zal nemen nu de formerende partijen, waaronder uw eigen VVD, beloofd hebben dat alles anders en nieuw zal worden”.

 

Geert Dales

3 oktober 2021

(aan/afmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/contact)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OVER NEPOTISME KAN PRESIDENT SANTOKHI NEDERLAND NOG EEN LESJE LEREN

 

De Surinaamse president Chandrikapersad Santokhi was in Nederland. De man staat voor een welhaast onmenselijke opgave om zijn verscheurde, failliete en getraumatiseerde land hoop en perspectief te bieden. De meervoudig veroordeelde crimineel en oud-president Desi Bouterse ademt in zijn nek met een privé-wapenarsenaal dat duidelijk maakt wat gebeuren kan mocht de nieuwe president zijn tanden laten zien.

 

Ik ben geen Surinamekenner, maar een tiental bezoeken aan dat land hebben wel enig beeld gegeven van de raciale complexiteit en schaalproblemen waarmee elk bestuur daar te maken heeft. Qua bevolkingsomvang is Suriname vergelijkbaar met een G4-gemeente in Nederland. Ons-kent-ons is troef, met de bijbehorende kinnesinne, afgunst en strijd. En dat in een heftigheid en historische beladenheid die wij in Nederland niet kennen..

 

nepotisme

In het tv-programma ‘College Tour’ van Twan Huijs (https://kro-ncrv.nl/programmas/college-tour) werd Santokhi aangevallen op zijn vermeende nepotisme. Zo zou hij onder meer zijn echtgenote Melissa Seenacherry baantjes hebben bezorgd als kabinetsdirecteur en commissaris bij het staatsoliebedrijf. De president accepteerde de kritiek, maar vroeg begrip voor de omstandigheden waaronder hij moest werken. Er zat niets anders op dan vertrouwelingen op posities te zetten. Maar ooit moest dit anders.

 

Hé, dacht ik. Heb ik dat wel eens horen zeggen door Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders, of zijn in ons land familiaire betrekkingen eigenlijk heel normaal en kraait er geen haan naar, terwijl de president van Suriname zich er in een prominent Nederlands televisieprogramma voor moet verantwoorden?

 

familiaire betrekkingen

Lang geleden hadden we de CDA-Europarlementariër en latere minister Hanja Maij-Weggen die met haar Europese onkostenvergoeding dochter Hester, later onder meer wethouder, interim burgemeester en gedeputeerde, in dienst nam. Recent bleek CDA-Europarlementariër Toine Manders zijn schoonzoon een baan bij het Europees Parlement te hebben bezorgd. (https://www.hpdetijd.nl/2021-05-12/cda-top-verbolgen-over-inhuren-schoonzoon-door-europarlementarier-toine-manders/)

 

Voormalig VVD-minister Frank de Grave had zijn echtgenote Dorienke weliswaar niet in dienst, maar dat zij carrière maakte als VVD gemeenteraadslid in Amsterdam en Statenlid in Noord-Holland stond niet los van haar achternaam. Ingrid de Bondt was niet alleen VVD-raadslid, wethouder, dijkgraaf en gedeputeerde, maar ook de partner van toenmalig VVD-leider Halbe Zijlstra. Zoals Bert Wijbenga, tot voor kort VVD-wethouder in Rotterdam en nu de nieuwe burgemeester van Vlaardingen, de partner is van Cora van Nieuwenhuizen, de oud-VVD minister die binnenkort lobbyist wordt voor de energiesector. Voormalig VVD-minister Loek Hermans bracht dochter Carolien in als assistent van VVD minister-president Mark Rutte, alsmede haar zus Sophie, de huidige leider van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Dergelijke nepotistische verbindingen zien we in meerdere partijen. Denk maar aan de erfopvolging in de SP-familie Marijnissen. Ik zeg niet dat deze mensen incompetent zijn. Ik zeg ook niet dat familieleden geen parallelle loopbaan mogen maken in de politiek of het openbaar bestuur.  Maar niemand maakt mij wijs dat de familiebetrekkingen niet behulpzaam zijn geweest. 

 

We gaan een treetje hoger. Toen Willem-Alexander koning werd benoemde hij zijn neef Maurits tot adjudant in buitengewone dienst, onder bevordering tot kapitein-luitenant ter zee van de Koninklijke Marine. Onbezoldigde functies, maar dat is die van Meelissa Seenacherry-Santokhi als kabinetsdirecteur van de president van Suriname ook. Een paar jaar later beëdigde de koning zijn neef Jaime, zoon van tante Irene, tot ambassadeur bij de Heilige Stoel. Ongetwijfeld op basis van diens kwaliteiten, maar zijn achternaam en herkomst waren een duchtige impuls voor zijn vlotte promotie tot de ambassadeursrangen. Koningsbroer Constantijn werd, op voorspraak van VVD-prominent Neelie Kroes, door VVD-minister Henk Kamp benoemd tot ‘speciale ambassadeur voor start-ups’. Vast en zeker vanwege zijn competenties, die ik geenszins betwijfel. Maar de familieband hielp ook. Maxima Zorreguieta, bankemployé te New York, zou nooit haar hoge VN-functie gekregen hebben als zij niet was getrouwd met de koning van Nederland. Alle functies die Pieter van Vollenhoven, hoe getalenteerd de man ook is, verwierf -inclusief zijn professoraat aan de Technische Universiteit Twente- dankte hij aan zijn huwelijk met de zus van de toenmalige koningin. En gelooft u echt dat prinses Margarita, nicht van de koning, haar kersverse lidmaatschap van de Raad van Commissarissen bij het beursgenoteerde Koninklijke Porceleyne Fles, beter bekend als Royal Delft, te danken heeft aan "haar deskundigheid op het gebied van design en productontwikkeling", zoals president-commissaris Marc Udink -zoon van oud-minister Berend Jan Udink, maar dat terzijde- met droge ogen beweerde?

 

pot en ketel

Moraal van dit verhaal: niet als ketel de pot verwijten zwart te zijn. President Santokhi verdient vooralsnog steun en sympathie. Dat hij in de kleine en complexe Surinaamse samenleving leunt op vertrouwelingen is voorstelbaar. Als hij dat ooit verandert kan Suriname wat dit betreft een voorbeeld zijn voor de voormalige kolonisator.

 

Geert Dales

15 september 2021

(aan/afmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/contact)

 

 

 

 

 

 

MARNIX VAN RIJ (CDA) ZOEKT EEN BAAN

Het moet ergens midden in het eerste decennium van deze eeuw geweest zijn dat Jeanine de Hoop Scheffer, echtgenote van toenmalig NAVO Secretaris-Generaal Jaap de Hoop Scheffer, tijdens een receptie in de tuin van hooggeplaatste CDA’ers aan wie het maar horen wilde vertelde hoe zij in 2001 partijvoorzitter Marnix van Rij liet blijken wat zij van hem vond.

 

In het zicht van de verkiezingen van 2002 liep het niet lekker met het CDA onder de politieke leiding van De Hoop Scheffer. Een povere 25 zetels in de peilingen scoorden de christendemocraten. Tegenwoordig zouden ze er een moord voor doen. Partijvoorzitter Marnix van Rij, partner bij accountantskantoor Ernst & Young, zag zichzelf als de oplossing voor dit probleem. Hij toog in de zomer van 2001 naar huize De Hoop Scheffer om Jaap het licht te laten zien. Die speelde met de gedachte dat het misschien beter was het veld te ruimen en Marnix hoog op de kieslijst te laten plaatsen.

 

Jeanine dacht er anders over. Van Rij zat nog niet of zij vroeg op sarcastische toon “Koffie, Marnix?”. En daarna “Melk?”. En vervolgens: “Suiker ook nog misschien?”. “Koekje erbij, Marnix ?”. Om het hele zaakje vervolgens met een knal op de salontafel te pleuren. Daar zat Judas.

 

Jaap de Hoop Scheffer begreep het signaal en bedacht zich. Een hoge plaatsing van Van Rij op de kandidatenlijst kwam er niet. Sterker nog, Van Rij kwam helemaal niet voor op de lijst. Jan-Peter Balkenende, wiens hoogtepunt tot dan de krokettenmotie in de gemeenteraad van Amstelveen was, werd de politiek leider. Voorzitter Van Rij droop af en werd opgevolgd door oud-minister Bert de Vries. Korte tijd later trad De Hoop Scheffer aan als minister van Buitenlandse Zaken. Slechts enkele jaren daarna werd hij de SG van de NAVO, in welke rol hij bestie was van president George Bush II.

 

regeringscommissaris

Deze tuinanekdote kwam omhoog toen ik op 11 september 2021 -hoe symbolisch- het CDA-congres gadesloeg. Het meest intrigeerde mij het optreden van interim-voorzitter Marnix van Rij.

 

Na de rotzooi met de lijsttrekkersverkiezing en het fiasco van de horizontaal ingestroomde McKinsey consultant Wopke Hoekstra bij de verkiezingen van maart 2021 nam partijvoorzitter Rutger Ploum zijn verantwoordelijkheid. De gerespecteerde Rotterdamse advocaat trad af.

 

Op het bovenwindse Antilliaanse eiland Sint-Eustatius zat op dat moment een gefrustreerde Marnix van Rij zich al een jaar te vervelen als ‘regeringscommissaris’. Het leek heel wat, die baan. De werkelijkheid was neuzelen met dorpspolitici op een eiland waar meer geiten en kippen rondlopen dan er mensen wonen.

 

Toen Van Rij vernam over Ploums aftocht rook hij een unieke kans. Het CDA was een partij in verval (www.geertdales.com/de-vuile-cda-was). Geen gereputeerde figuur wilde daar zijn lot aan verbinden. Dus toen op het partijkantoor de telefoon rinkelde en Marnix liet doorschemeren in te zijn voor de job was het snel geregeld. 'Van Rij interim-voorzitter CDA' kopten de kranten. Heel belangrijk, dat Sint-Eustatius, maar hogere belangen gaan voor. En weg was de regeringscommissaris, het eiland in verbijstering achterlatend.

 

behoud van de macht belangrijker dan de reden voor de macht

Vijf maanden staat de oud-wethouder van Wassenaar weer aan het roer van het CDA. De tijd gaat dringen, want dit baantje betaalt slecht en Marnix zint op revanche. Wat hem twintig jaar geleden door de vingers glipte ontsnapt hem niet nog een keer. Dit is het moment om te scoren. Hij moet en zal op het regeringspluche. 

 

Van Rij leidde het congres professioneel, in de traditie van grote partijcongressen waar iedere rimpeling of verzet verbaal wordt weggemasseerd. Zalvende woorden, begripvolle uitstraling, genereuze gebaren, kwinkslag hier, kwinkslag daar. Samen vooruit. Handen ineen! Heel mooi was de rustgevende muziek die klonk terwijl de dagvoorzitter resolutieteksten voorlas en vertelde of die al dan niet op een gunstig preadvies van het hoofdbestuur konden rekenen. 

 

Naar tevredenheid van de partijvoorzitter ging dat lang goed. Tot het congres, dwars tegen de wil van Van Rij en Hoekstra, met overweldigende meerderheid de CDA-jongeren volgde en de afschaffing van het leenstelsel voor studenten benoemde tot breekpunt in de formatie. Een flinke kras op het blazoen van de partijleiding. Van Rij keek bezorgd en geschrokken door zijn bril. Wopke stond ernaast en lachte als een boer met kiespijn. 

 

Een resolutie waarin Van Rij lof werd toegezwaaid voor zijn onvermoeibare inzet voor de partij werd niet, zoals gebruikelijk met zulk eerbetoon, op voorspraak van een partijprominent bij acclamatie aangenomen, maar in stemming gebracht. Daardoor werd zichtbaar dat die aanzienlijk lager scoorde dan reeksen resoluties waarover het partijbestuur een positief preadvies had uitgebracht. Een veeg teken.

 

Toen Wopke Hoekstra in zijn zouteloze en houterig uitgesproken slotspeech zonder overtuigende argumentatie met een dertien-in-een-dozijnverhaal over verbinden, verantwoordelijkheid nemen en gemeenschapszin koos voor meeregeren in plaats van ‘herbronnen’ wist ik genoeg. Zes zetels in de peilingen, Pieter Omtzigt -met 342.000 voorkeursstemmen goed voor eenderde van alle CDA-zetels- in aantocht, de vijftiende Kamerzetel daarmee kwijt. En toch beweren dat alles weer lekker loopt en het land op je zit te wachten.

 

Vastklampen aan de macht. Met Marnix. Zo banaal is het.

 

Geert Dales

12 september 2021

(aan/afmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/contact)

 

 

 

 

 

DOORGESTOKEN KAART PvdA REDT RUTTE-IV NIET

ledenraadpleging hakt partij in twee moten en andere beren zitten ook nog op de weg

 

Kunt u zich Jos Houben nog herinneren? De oud-burgemeester van Hunsel, Thorn, Tubbergen, Gramsbergen, Raalte en Barneveld, die op 2 oktober 2010 een onvergetelijke indruk maakte als de klunzige dagvoorzitter van het kolkende CDA-congres over regeringsdeelname met gedoogsteun van de PVV. “Als je voor deze resolutie bent, stem dan tegen. Als je tegen bent, stem dan voor”. Het congres ontaardde in een ongekende chaos, waarin zelfs een schreeuwende en saluerende minister Camiel Eurlings geen orde wist te brengen.

 

Aan dat congres moest ik denken toen ik op zaterdag 28 augustus keek naar de beelden van de politieke ledenraadpleging van de PvdA over de ‘fractiefusie’ met GroenLinks en het al dan niet deelnemen aan formatiebesprekingen met Rutte’s VVD.

 

Ter tafel lag een motie, ingediend door het Haarlemse PvdA-raadslid Maarten Wiedemeijer. Strekking: de PvdA moet niet meedoen aan een formatie met de VVD onder leiding van Mark Rutte. Let vooral op dat laatste: ‘onder leiding van Mark Rutte’. De motie dreigde een meerderheid te krijgen dus werden de apparatsjiks nerveus. Ze verzonnen een list.

 

Ten tonele verscheen een bolbuikige snor, gehuld in een groezelig shirt en een broek die met moeite omhoog werd gehouden door twee wijduitstaande bretels. Het type dat ik uit mijn eigen partijcongreservaringen onmiddellijk herkende als de licht querulanteske partijtijger, zelfbenoemde statutenkenner en regelfetishist, die voorafgaand aan het congres was gebeld door een apparatsjik. “Knap jij dat klusje even op?”.

 

Meneer De Jong” sprak de dagvoorzitster. Wij kennen u. Gaat uw gang”. De Jong betoogde dat artikel 8 punt 11 lid 1 van een of andere regeling bepaalt dat een oordeel over een formatieresultaat pas aan het eind wordt gegeven. De besprekingen staan nu nog aan het begin. Bovendien is niet de ledenraadpleging, maar het congres bevoegd tot het geven van zo’n oordeel. Twee keer fout dus, die motie. “Die kan niet in stemming worden gebracht”.

 

Dat de motie-Wiedemeijer over iets heel anders ging dan een oordeel over het formatieresultaat wisten de apparatsjiks ook wel, maar de snor had de zaal met geveinsde superieure regelkennis op alarmistische toon het bos in geluld en de partijbonzen bekwaam bediend. Nu niet verder ouwehoeren, straalde de leiding uit. “We gaan stemmen over de vraag of er gestemd moet worden over de motie-Wiedemeijer”. Iemand protesteerde nog maar die was te nerveus om indruk te maken.

 

Aan de orde is een ordevoorstel. Het voorstel is dat de motie Wiedemijer niet in stemming wordt gebracht” sprak Rita Weeda, voorzitter van het ‘Presidium’ van de PvdA. Wat die gewichtig klinkende functie inhoudt kan ik u niet vertellen. De website van de partij zegt er niets over.. Rita Weeda was ooit wethouder van cultuur te Arnhem. Ze ging in 2009 ten onder door rotzooi met de financiën van de Sonsbeektentoonstelling. Maar ze is er weer. En hoe! Het rood spatte ervan af. 

 

Als u wilt dat we over de motie-Wiedemeijer stemmen, bent u voor dit ordevoorstel. Als u niet wilt stemmen over de motie, moet u tegen stemmen”. Meteen schopte de secondant tegen haar kuiten. “Nee Rita, net andersom”. “Eh, eh, sorry, als u niet wilt dat over de motie moet worden gestemd moet u voor het ordevoorstel stemmen. Als u dat wel wilt, moet u tegen stemmen. Dit is een mooi leermomentje voor mij”. Mijn gedachten dwaalden af naar Sonsbeek.

 

Of de leden het gesnapt hebben is de vraag. Uitslag van de stemming: 1475 deelnemende leden voor, 1182 tegen, 180 blanco. Slechts 2837 van de circa 40.000 PvdA leden deden dus mee aan de digitale bijeenkomst. Daarvan hield 51,99% een stemming over al dan niet deelnemen aan een formatie met de VVD van Mark Rutte tegen. Op basis van een volstrekt onjuiste lezing van Wiedemeijers motie. Die tekende meteen protest aan, zonder zichzelf te introduceren. “Ik neem aan dat u de indiener van de motie bent” sprak presidiumvoorzitter Rita neerbuigend toen de spreker het podium verliet. “Zou best wel eens kunnen”, riposteerde hij. Gezellige boel.

 

PvdA leider Lilian Ploumen zat erbij en keek ernaar. Na afloop van de bijeenkomst glunderde zij van trots. Haar gezag was toch maar mooi bevestigd. Zij kon weer verder fractiefuseren met GroenLinks en praten over een formatie met de man die ze op 1 april nog met haar steun voor de moties van afkeuring en wantrouwen van het politieke toneel wilde zien vertrekken.

 

dat kabinet Rutte-IV komt er niet

Komt Rutte IV hiermee dichterbij? Nee, natuurlijk niet. De doorgestoken kaart van de politieke ledenraadpleging van de PvdA zal nog lang na-etteren in het rode bastion. Rita Weeda had zich dan wel uitgedost in de partijkleuren inclusief vuurrode lipstick en nagellak, haar regenteske vertoning heeft ongetwijfeld veel kwaad bloed gezet bij de 48,1% die niet voor het ordevoorstel stemde en hun held Wiedemeijer afgezeken zagen worden door ‘het Presidium’.

 

Kwaad bloed zal er ook zijn bij de velen in de PvdA die snappen dat je niet op 1 april Rutte kunt uitzwaaien wegens leugens en bedrog, om een paar maanden later vrolijk met hem verder te praten over een nieuw kabinet onder zijn leiding. Exact het punt van de motie-Wiedemeijer. De VVD kan, maar niet met Rutte.

 

Al op 4 april schreef ik dat een kabinet Rutte-IV er niet komt (www.geertdales.com/jan-for-president). Op 11 mei herhaalde ik dat. Nu leg ik het nog een keer vast. Ik voorspel dat als er straks definitief geen Rutte-IV komt de Xander van der Wulpen, Joost Vullingsen en Ron Fresens van deze wereld zeggen dat ze dat altijd al zagen aankomen. Quod non.

 

rentrée Omtzigt

De sterren voor Rutte-IV stonden al niet gunstig na het debat op 1 april over ‘functie elders’ voor Omtzigt. Sindsdien is het alleen maar slechter geworden. Omtzigt heeft zich ziek gemeld, maar maakt op 24 september zijn rentrée met een lezing in Amsterdam over zijn centrale thema ‘een nieuw sociaal contract’. Het is onvoorstelbaar dat hij bij terugkeer in de Tweede Kamer genoegen neemt met een backbencher-positie als ‘Groep Omtzigt’ en een minimale fractieondersteuningsvergoeding van 11.000 euro die voor een eenpersoonsgroep is weggelegd. Ook hij heeft de peilingen van Maurice de Hond gezien die het CDA op zes zetels zetten en een partij onder zijn leiding een potentieel van vijftien tot vijfentwintig toedichten. Hij heeft nog wat af te rekenen met Mark Rutte. Zo’n man gaat niet lijdzaam toekijken. Zijn tas zit vol met kompromat over wie dan ook in het CDA. Hij kan de boel maken en breken.

 

Op 10 en 11 september vindt een extra CDA-congres plaats dat een bron van veel narigheid kan worden. Op de agenda staat een reeks documenten vol brisant materiaal, niet in de laatste plaats het rapport van de Commissie-Spies over het fiasco van de verkiezingen van maart dit jaar. Er hoeft maar één huidig CDA-fractielid over te lopen naar Omtzigt of het is bal. De kans erop is groot.

 

hete kolen voor de dames

Ook de gang van zaken rond de evacuatie uit Afghanistan is een potentieel kruitvat van jewelste. Op overtuigende wijze is intussen aangetoond dat de eerstverantwoordelijke bewindslieden Kaag (D66), Bijleveld (CDA) en Broekers-Knol (VVD) veel te lang hebben gewacht met actie. Tientallen, zoniet honderden Nederlanders en Afghanen voor wier veiligheid de regering verantwoordelijkheid draagt, lopen nu ernstig gevaar. Eén door de Taliban gedode tolk is genoeg om alle bakens te verzetten. In deze kwestie verdient de houding van de minister-president bijzondere aandacht. Waar was deze people manager, oud personeelsmedewerker van Calvé Pindakaas, toen zijn drie collega’s in de puree belandden? Dat hij de dames, hoezeer zij ook blunderden, de hete kolen uit het vuur liet halen en zelf dook zal hem in D66 en het CDA niet in dank zijn afgenomen. Zoiets blijft hangen. In de politiek wordt altijd afgerekend, vroeg of laat. 

 

Tel daarbij op dat er drie parlementaire enquêtes ophanden zijn –Groningse gaswinning, coronabeleid en uitvoeringsinstanties- waar de VVD-leider kans loopt op zware averij. Waarom in zee gaan met iemand die over een jaar mogelijk afgebrand is, als het ook anders kan? Een andere VVD-leider of nieuwe verkiezingen.

 

Alle ingrediënten zijn voorhanden om de stelling aan te durven: dat kabinet Rutte-IV komt er niet. Mocht het anders lopen, dan zeg ik ‘sorry’ en ga gewoon door met tikken.

 

Geert Dales

29 augustus 2021

(aan/afmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/contact)

 

 

 

 

 

 

KONING TOT RUTTE: “IK HANDHAAF DE GRONDWET”

 

Ik zweer aan de volkeren van het Koninkrijk dat ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven”, verklaarde koning Willem-Alexander op 30 april 2013 bij zijn inhuldiging in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. De aanwezigheid van de regalia –kroon, rijksappel en scepter- maar vooral de hermelijnen mantel om zijn schouders gaven de woorden extra accent. Je zou haast geneigd zijn die tekst serieus te nemen, zeker gezien het deftige, hooggekwalificeerde gezelschap dat de koning omringde. Dit was geen borrelpraat.

 

Nu de praktijk.

 

In de afgelopen dagen is veel te doen geweest over de toepassing van artikel 57 van de Grondwet. Dat bepaalt dat een minister of staatssecretaris niet tevens lid kan zijn van de Tweede of Eerste Kamer. Lid 3 van dat artikel geeft één uitzonderingsgrond: een lid van het kabinet dat zijn ambt ter beschikking heeft gesteld kan tevens Kamerlid zijn “totdat over de beschikbaarstelling is beslist”. In gewoon Nederlands: ben je lid van een kabinet dat demissionair wordt en word je nadien gekozen tot Kamerlid dan mag je beide functies uitoefenen tot er een nieuw kabinet geformeerd is.

 

Vele rechtsgeleerden hebben inmiddels uitgelegd dat de aanstelling van de staatssecretarissen Dennis Wiersma, Steven van Weyenberg en Dilan Yesilgöz-Zegerius, allen op 17 maart gekozen tot lid van de Tweede Kamer en op dat moment nog geen lid van het -demissionaire- kabinet ongrondwettelijk is. Bij hun benoeming hadden zij hun Kamerlidmaatschap moeten opgeven. Premier Rutte oordeelde anders. Volgens hem slaat de uitzondering van artikel 57 lid 3 van de Grondwet ook op dit drietal.

 

Een kind kan in de Grondwet lezen dat dit onzin is. Wiersma, Van Weyenberg en Yesilgöz hebben hun ambt immers helemaal niet ter beschikking gesteld want toen alle kabinetsleden dat op 15 januari 2021 deden waren ze er nog niet bij. Zij hebben hun ambt niet ter beschikking gesteld maar gretig aanvaard. Status, dienstauto, meer salaris, hofhouding, curriculum vitae en trots van de hele familie. Prima allemaal, maar accepteer dan ook de bijbehorende grondwettelijke consequentie.

 

De Tweede Kamer heeft de Raad van State om spoedadvies gevraagd. Het zou me verbazen als de Raad, die zich in de toeslagenaffaire nog liet kennen als een zeer strikte toepasser van wet- en regelgeving, tot een ander oordeel komt dan de staatsrechtgeleerden.

 

Dan hebben niet alleen de drie kersverse staatssecretarissen en de minister-president een probleem, maar ook de koning. Want wat had hij ons nou beloofd op 30 april 2013? “Ik zweer dat ik de Grondwet steeds zal handhaven”. Doe dat dan ook!

 

Het Kabinet van de Koning ondersteunt de vorst in de uitoefening van zijn constitutionele werkzaamheden. Zit daar nou niet één jurist die heeft gezegd “Majesteit, herinnert u zich van uw geschiedenisopleiding in Leiden nog artikel 57 van de Grondwet? De hooggeleerde en gerespecteerde historicus wijlen professor Henk Wesseling, die u begeleidde bij uw afstudeerscriptie, zal u toch de ontwikkeling van het gedachtengoed achter artikel 57 van onze huidige Grondwet, in 1798 begonnen als artikel 35 van de Staatsregeling en na 1848 doorontwikkeld als het incompatibiliteitenartikel 91 uit Thorbeckes grondwetsteksten, hebben uitgelegd? Wij adviseren u de Minister-President te wijzen op het doorleefd dualistische karakter van het Nederlandse staatsbestel en hem dringend af te raden deze benoemingen door te zetten. Als de MP persisteert zit er niets anders op dan te tekenen bij het kruisje. Maar dan zegt u: Meneer Rutte, u kent artikel 42 lid 2 van de Grondwet. De Koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk. Als er gesodemieter van komt hangt u en wil ik er geen last van hebben. Remember 30 april 2013!

 

Zo is het vast niet gegaan. Ik vrees ook dat de koning de MP er niet op heeft geattendeerd dat, inclusief de drie staatssecretarissen, van de huidige 25 kabinetsleden er elf tevens lid van de Tweede Kamer zijn en dat dit betekent dat de Kamer zijn controlerende taak al sinds 17 maart niet met 150 maar met eerst 142 en nu 139 leden doet. Dat dit zeer onwenselijk is. Dat dit al bijna een half jaar voortduurt en het nog veel langer lijkt te duren. Dat dit het karakter krijgt van een staatsgreep, temeer daar het kabinet al op 15 januari van dit jaar zijn ontslag heeft ingediend.

 

Waar is de koning als je hem nodig hebt?

 

Geert Dales

22 augustus 2021

(aan/afmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact)

 

 

 

 

HET NATIONALE POLITIEKE BEDRIJF: EEN CULTUUR VAN NORMVERVAGING, WEGKIJKEN EN ZWIJGEN

 

Begin deze eeuw was ik wethouder Personeel & Organisatie in Amsterdam. De gemeente werd in die tijd geteisterd door schandalen bij meerdere grote diensten, zoals Parkeerbeheer, het gemeentelijk vervoerbedrijf GVB en de Brandweer. Diefstal, fraude, corruptie, vriendjespolitiek, seksuele intimidatie en een cultuur van toedekken en wegkijken tierden welig. Het waren geen incidenten, maar kenmerken van een structureel probleem: een zwaar tekortschietend integriteitsbesef, als uitvloeisel van de afwezigheid van een heldere, kenbare en voor iedereen geldende normstelling, gebrekkige handhaving, een praktijk van wegkijken en zwijgen, angst om misstanden te melden en het verkeerde voorbeeld van leidinggevenden.

 

er is vooruitgang geboekt

Mijn voorganger was opgestapt vanwege gerommel met declaraties, leugens die hij daarover had verkocht en gepats op liefdadigheidsgala’s met geld van gemeentelijke diensten. Het misbaar dat hij maakte over zijn gedwongen aftocht en de brede support die hij ondanks het gesjoemel bleek te hebben in het ambtelijk apparaat waren voor mij reden om flink vaart te maken met de ontwikkeling van het gemeentelijke integriteitsbeleid. Er kwamen gedragscodes voor het College van B&W en de ambtenaren, de ambtseed werd ingevoerd, een Bureau Integriteit opgericht en periodieke kwantitatieve en inhoudelijke rapportages gepubliceerd. De gemeente Amsterdam was het eerste overheidsorgaan dat de declaraties van bestuurders en directeuren openbaar maakte, met als opmerkelijk gegeven dat B&W vrijwel niets bleken te declareren en topambtenaren tienduizenden euro’s tot meer dan een ton. In het tweede publicatiejaar waren die bedragen opmerkelijk lager. Leerzame les.

 

In de afgelopen decennia is het maatschappelijk sentiment fors gekanteld. Bij geen enkele overheidsorganisatie ontbreken nog gedragscodes, declaratiereglementen, klokkenluidersprotocollen, meldpunten en periodieke beleidsrapportages. Hard afrekenen met bestuurlijke en ambtelijke fraude, corruptie, belangenverstrengeling, gerommel met declaraties en het gebruik van dienstfaciliteiten voor privé-doeleinden is heden ten dage gangbare praktijk. Een hele optocht van Limburgse burgemeesters, wethouders, raadsleden, gedeputeerden en zelfs een Commissaris der Koning kan erover meepraten. Er is zeker vooruitgang geboekt.

 

een beetje integer kan wel

Tot zover het goede nieuws. Gaan we naar boven. Naar ons nationale politieke bedrijf. Ooit liep daar minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales -geen familie- rond. “Een beetje integer kan niet” was haar veel geciteerde uitspraak. Zelfs wijlen oud-VVD voorzitter Henry -voorheen Hennie- Keizer citeerde haar en voegde er, om zijn woorden kracht bij te zetten, aan toe: “Net zoals ook een beetje zwanger niet kan”. Waarna hij de geschiedenis in ging als de man die op listige wijze miljoenen vergaarde met vermenging van vele petten bij zijn uitvaartimperium ‘De Facultatieve Groep’.

 

Stomverbaasd was ik toen ik zag dat deze man na de onthutsende onthullingen van onderzoeksplatform Follow-the-Money een graag geziene gast bleef op bijeenkomsten met VVD-prominenten, zoals de presentatie van de autobiografie van VVD-kopstuk Frits Korthals Altes in de vergaderzaal van de Eerste Kamer. Een integriteitsschender op het hoogste niveau entrée blijven verlenen als ware er niets gebeurd is een integriteitsschending op zich.

 

Een beetje (niet-)integer kan dus wel. Integriteit is geen absolute maatstaf. Er is een grijs gebied waarin uiteenlopende afwegingen denkbaar zijn. Zeker op het hoogste niveau dienen die afwegingen altijd te leiden tot de kleinst denkbare marges en nooit tot een zoektocht naar de grenzen van wat nog aanvaardbaar is of door de buitenwacht wordt gepikt. Helaas is dat laatste staande praktijk.

 

Het nationale politieke bedrijf produceert een permanente stroom integriteitsschendingen. Ik doel niet op zware ontsporingen als fraude, corruptie of seksuele misdragingen, die er overigens wel voorkomen. Daarover zijn de codes helder en expliciet, al komt er in Den Haag van handhaven en sanctioneren bijzonder weinig terecht. Kunt u één naam noemen van een politicus die over de integriteitsschreef ging en daarvoor op gezag van de Tweede Kamer werd bestraft? Heeft u ooit gewerkt in een bedrijf waar een medewerker zijn vrouw in het bedrijfspand seksueel liet misbruiken als betaling voor verleende diensten en gewoon kon blijven, terwijl de hele tent op de hoogte was?

 

Haperend moreel kompas in de grijze zône

Iedereen snapt dat zulke hard core integriteitsschendingen niet door de beugel kunnen.

Complexer is de grijze zône, waar niet een harde normstelling de grens trekt, zoals bij fraude of corruptie, maar het eigen morele kompas de weg moet wijzen. Op en om het Binnenhof hapert dat kompas veelvuldig alsof er een grote onzichtbare magneet ligt die het ding steeds de verkeerde kant doet uitslaan.

 

Er is geen reglement waarin staat ‘De Minister-President mag niet liegen’. Hij deed het wel. Als dat vervolgens, ondanks een door de Kamer aangenomen motie van afkeuring, niet leidt tot enigerlei vervolg en er geen haan meer naar kraait erodeert het overheidsgezag. Poreuze normatieve grenzen, de schouders ophalen, wegkijken en zwijgen leiden tot een moraalloos universum. Wie bovenaan het slechte voorbeeld geeft, kan onderaan niet handhaven.

 

In willekeurige volgorde geef ik wat voorbeelden uit de afgelopen dagen en weken om te illustreren wat ik bedoel.

 

de werkelijkheid vervalsen

Minister Kaag, leider van de huidige en mogelijk toekomstige regeringspartij D66, loog dat de wijzigingen in de documentaire ‘Van Beiroet tot Binnenhof’ niet op haar verzoek waren aangebracht. Later bekende ze met veel omhaal van woorden dat ze er wel de hand in had gehad. Dat er gepoogd is autogordels in de film te photoshoppen vond zij klaarblijkelijk ook aanvaardbaar. Het bleef achterwege omdat het technisch mislukte, niet omdat Kaag zelf er dwars voor ging liggen. Meewerken aan het vervalsen van de werkelijkheid door een lid van het kabinet, er zijn bewindslieden om minder afgetreden. Denk maar aan Halbe Zijlstra.

 

In het algemeen was de handelwijze van D66 rond die documentaire een aanslag op de professionele integriteit van de Nederlandse journalistiek. Alle vooroordelen over subjectiviteit van de publieke omroep zijn bevestigd. Het zal veel moeite kosten die schade te herstellen. Het geklungel van de VPRO en de NPO is mede debet aan dit drama, maar het waren een politieke partij en een minister die dit in gang zetten.

 

zwijgen en duiken

Minister Hoekstra, de ondemocratisch aangewezen CDA-leider die Geert Wilders verwijt een ondemocratische partij te leiden, zweeg en zwijgt in alle talen over de mondkapjeszwendel van (ex-)partijgenoot Sywert van Lienden die de samenleving heeft beroofd van zo’n 30 miljoen euro belastinggeld. Geen woord wijdde hij aan de vele en grove integriteitsschendingen van andere partijgenoten, waardoor het CDA bovenaan de Politieke Integriteits Index staat. Niets zei hij over de absurde donatie van 1,2 miljoen euro door ondernemer en CDA-prominent Hans van der Wind. Alles wijst erop dat die miljonair de wegbereider was voor Hoekstra’s leiderschap. Die heeft dus reden tot duiken. En dat doet hij.

 

man noch paard noemen

De enige parlementariër die ooit serieus bezwaar maakte tegen de aanwezigheid in de Tweede Kamer van een frauderende pooier was GroenLinkser Katelijne Buitenweg. Maar zij is inmiddels geen Kamerlid meer. Toen Geert Wilders tijdens het debat van 23 juni over de regeringsformatie sprak over een GroenLinks Kamerlid met moslimextremistische sympathieën sputterde Jesse Klaver iets over ‘in uw fractie zit iemand die aan medewerkers zit’. Man en paard durfde hij niet te noemen, want hij zou meteen om de oren geslagen zijn met mannen, vrouwen en paarden uit zijn eigen stal.

 

liegen en klagen

Minister Slob van de ChristenUnie heeft de Kamer voorgelogen over de Kaag-documentaire. Hij klaagt nu dat de VPRO hem verkeerd heeft ingelicht. Maar hij is toch de minister? Waarom vroeg hij niet door bij zijn collega Kaag?

 

afzeiken

Het Kamerdebat op schoolpleinniveau over het eindverslag van informateur Hamer toonde een ernstige veronachtzaming van de belangen van het Nederlandse volk (https://tpo.nl/2021/06/28/geert-dales-wat-rutte-kaag-en-hoekstra-kunnen-leren-van-buckler-albert-verlinde-en-hudsons-bay/). Wekenlang hoorden we de politieke kopstukken vertellen dat ze bij de informateur ‘goede gesprekken over de inhoud’ hadden gevoerd. Niets bleek ervan in het debat. Het was een naargeestig pandemonium van onderlinge verwijten en afzeikerij. Een belediging voor de kiezer.

 

ginnegappen

Een paar dagen later stonden Rutte en Kaag op het Binnenhof met journalisten te ginnegappen over het vervolg van de formatie. “We gaan er met u niet iedere keer over praten” riep de man die zich onlangs nog plechtig bekeerde tot een nieuwe, transparante bestuurscultuur. Waarna hij zich met ‘het komt goed, het komt goed’ krijsend uit de voeten maakte. Dat was het gedrag van een man die denkt dat hij zich alles kan veroorloven. 

 

jijbakken

Sigrid Kaag zette een opiniestuk in De Volkskrant waarin zij zich beklaagde over debatverruwing en opriep tot meer wederzijds respect. ‘Heks’ twitterde Geert Wilders, die later nog excuus aanbood aan alle heksen in Nederland dat hij Kaag met hen op één lijn had gezet. ‘Ik veracht uw woorden’ sprak Kaag op 23 juni. ‘Ik veracht uw daden’ riposteerde Wilders. Hoe zou dat toch komen, dat afkalvende aanzien van de politiek?

 

gelijk speelveld voor mij, niet voor jou

In korte tijd zijn meerdere miljoenengiften van bedrijven neergedaald bij politieke partijen. D66 en het CDA waren de grootste begunstigden. Ook andere partijen accepteerden bedrijfsdonaties. Steeds horen we het verhaaltje dat de gulle gevers ‘geen enkele invloed’ uitoefenen. Het is een flagrante leugen. Er wordt gericht gedoneerd aan partijen wier beleid spoort met de zakelijke belangen van de gever. Met grote bedragen kan de publieke opinie beïnvloed worden. Als een grote VVD-donateur Mark Rutte belt neemt hij de telefoon op. Zo gaat dat. In het bedrijfsleven praten ze graag over ‘level playing field’. Geen oneerlijke bevoordeling van de concurrent. Hou je daar dan aan. Binnenwandelen met een zak geld schept een ongelijk speelveld jegens de gewone burger en moet in een democratische rechtsorde verboden worden. In mijn tijd als 50PLUS-voorzitter was ik de enige partijbestuurder die daarvoor pleitte. Nul steun kreeg ik, ook niet uit linkse hoek.

 

belangenverstrengeling is prima als je er open over bent

Die attitude verbaast niet als je weet dat de Partij voor de Dieren een vondst is van de grootste producent van vleesvervangende producten. De man zit al meer dan 5100 dagen voor de PvdD in de Eerste Kamer. Geen hond op het Binnenhof die zich er druk over maakt. “We zijn er open en transparant over” zei partijleider Esther Ouwehand, die kennelijk niet begreep wat het probleem is. ‘Verstrengelde belangen? Geen punt joh, we zijn er toch open over’.

 

boter op het hoofd

Van de politieke voorlieden is er niet een die ik verdenk van fraude, corruptie, gerotzooi met declaraties of seksuele intimidatie. Toch is er reden voor grote zorg. Bovengeschetst gedrag toont een patroon van verkeerde afwegingen in het grijze integriteitsgebied. De lat had veel hoger moeten liggen en collega’s hadden niet mogen zwijgen en wegkijken. Dat zij dat wel doen duidt op een foute organisatiecultuur waarin de hoogste leidinggevenden geen verandering meer kunnen brengen omdat zij allemaal boter op hun hoofd hebben.

 

Een gebrekkig normbesef, het slechte voorbeeld van hooggeplaatsten en een cultuur van wegkijken, zwijgen en bagatelliseren zijn het zout in de pap voor de sjoemelaars, de ritselaars en de fraudeurs. Het komt allemaal voor op het Binnenhof. Hoe langer dit voortwoekert, hoe poreuzer het normatieve kader, hoe fouter het gedrag en hoe ernstiger de integriteitsschendingen.

 

Telegraaf-columniste Marianne Zwagerman betoogde onlangs dat gebrek aan integriteit in de politiek de onvermijdelijkheid van een natuurwet heeft. “Nederland is gebouwd op opportunisme, vernieuwingsdrang, volharding en handelsgeest, niet op integriteit. Er zijn politieke partijen voor dieren, boeren, oude mensen, groene mensen, linkse mensen, migranten, EU-fans, socialistische mensen en arbeiders. Maar er is geen partij voor integere mensen”. Zij acht die ook kansloos. “Leugens zijn de smeerolie voor onze samenleving”.

 

Misschien heeft ze gelijk. Toch houd ik hoop dat na een paar forse schandalen een andere wind gaat waaien. Zoals dat ook in Amsterdam gebeurde.

 

 

Geert Dales

2 juli 2021

(Aanmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact . Afmeldingen eveneens daar)

 

 

 

RECULER POUR MIEUX SAUTER

Wat Rutte, Kaag en Hoekstra kunnen leren van Buckler, Albert Verlinde en Hudson’s Bay

 

Als de consument een product niet pruimt haalt een verstandige leverancier het uit de markt. Dat kan gaan om het Buckler-bier van Heineken, om de geflopte rentrée van Albert Verlinde als showbizz-tv-presentator bij SBS6 of de sluiting van het luxe warenhuis Hudson’s Bay. Je kapt ermee, neemt je verlies en begint opnieuw, met iets beters waar de consument wel enthousiast van wordt. Reculer pour mieux sauter noemen de Fransen dat.

 

Het is een les die de politiek zich mag aantrekken. Meer dan drie maanden na de verkiezingen en de daarop volgende ‘functie-elders’ chaos, zijn de politieke kopstukken niet verder gekomen dan hypocriete lippendienst aan ‘een nieuwe bestuurscultuur’, hol gezwatel dat ze ‘praten over de inhoud’, twee mislukte informatierondes met als enig resultaat lijvige rapporten en een Kamerdebat van schoolpleinniveau. Geen mens die daar nog plezier aan beleeft.

 

In augustus horen we hoe het verder gaat. Tot die tijd mag u met de pet in de hand afwachten wat Rutte c.s. verder in petto hebben. Waarom pikken we dit? Waarom eisen we geen nieuwe verkiezingen? Dicht die tent, als een Hudson’s Bay. Op naar de Action!

 

Kamerdebat

De uitzichtloosheid van het formatieproces kon niet beter geïllustreerd worden dan met het bedroevende niveau van het Kamerdebat van 23 juni jl. over het eindverslag van informateur Mariëtte Hamer. Wekenlang vertelden de leiders van de ‘prominente zes’, de partijen die volgens de haar in aanmerking komen voor regeringsdeelname, dat ze ‘goede gesprekken hadden gevoerd over de inhoud’. Dan mag je wat verwachten.

 

Het eindverslag van informateur Hamer is een rommelige en onsamenhangende bundel van meer dan 100 bladzijden die als eindscriptie voor het HBO een dikke onvoldoende zou scoren wegens gebrek aan structuur, analyse en focus. Maar dat is geen excuus voor de wanvertoning van 23 juni in de Tweede Kamer. Lees even mee:

 

Ik veracht uw woorden’ (Kaag tot Wilders). ‘Ik veracht uw daden’ (Wilders tot Kaag). ‘U spreekt kletskoek, lariekoek, nonsens’ (Rutte tot Ouwehand)). ‘Ga cabaret doen. Ga een oudejaarsconference maken’ (Klaver tot Wilders). ‘U leidt een ondemocratische partij zonder leden’ (Hoekstra tot Wilders). ‘U heeft binnenkort geen leden meer’ (Wilders tot Hoekstra). ‘Heeft u een vertrouwelijk sms’je van een medewerker in moeilijkheden doorgestuurd naar uw vriend Graus?’ (vraag van Hoekstra aan Wilders). ‘Waar bemoeit u zich mee? Kijk eens hoe u uw fractielid Omtzigt belasterde en wegpestte’ (antwoord Wilders). ‘U bent het enige Kamerlid met een strafrechtelijk vonnis aan de broek’ (Hoekstra tot Wilders). ‘Gelukkig zult u nog kelderen in de peilingen’ (Kaag tot Wilders). ‘U bent de trekpop van mevrouw Kaag’ (Wilders tot Rutte). ‘U rende in 2010 als een Zoef de haas weg uit het Catshuis. U heeft een verwerpelijk standpunt over de islam. De PVV is nog linkser dan de SP’ (Rutte tot Wilders). ‘U wilt aan tafel met een fractie waarin een moslimextremist zit’ (Wilders tot Rutte). ‘Ik wil even één opmerking maken over mevrouw Kauthar Bouchallikh van GroenLinks. Ze is een gekozen volksvertegenwoordiger. Ik vind het belangrijk om dat gezegd te hebben’ (Kamervoorzitter Bergkamp). ‘Interesseert me niks’ (Wilders). ‘U bent de leider van een partij waar iemand in de fractie zit die aan medewerkers zit. Eerst de boel in uw eigen partij op orde maken’ (Klaver tot Wilders).

En zo ging dat maar door.

 

grote bestuurlijke vraagstukken

Er heerst een woningcrisis, een stikstofcrisis en een bestuurscrisis. De coronapandemie is nog immer niet onder controle. Klimatologische veranderingen en overgang naar andere vormen van energievoorziening leveren gigantische bestuurlijke vraagstukken op met enorme financiële gevolgen en risico’s. Arbeidsmarktvraagstukken zoals een rem op flexwerk en een ander stelsel voor de inkomensvoorziening in de post-actieve levensfase schreeuwen om oplossingen. Kwesties die gaan om tientallen miljarden euro’s. Per jaar.

 

Parlementaire enquêtes over de toeslagenaffaire, de Groningse gaswinning en het coronabeleid staan de komende jaren garant voor instabiliteit van het bestuur. Zeker als Mark Rutte opnieuw minister-president zou worden.

 

‘Bestuurderspartij’ CDA staat op instorten met zijn vermolmde fundamenten van richtingloosheid, hypocrisie en morele leegte (www.geertdales.com/de-vuile-cda-was). Zes zetels peilde Maurice de Hond op 20 juni. Hetzelfde aantal op 27 juni. Op gelijke voet met de BoerBurgerBeweging en VOLT. Toch wordt die zieltogende partij cruciaal geacht voor de vorming van een nieuw kabinet. Alsof je denkt dat je alleen met Frank de Boer Europees voetbalkampioen kunt worden.

 

Ex-CDA’er Pieter Omtzigt kan op elk door hem gewenst moment het kleed onder iedere coalitie met het CDA vandaan trekken. Tassen vol kompromat moet hij in bezit hebben. Hij kent de namen van de CDA’ers die hem uitmaakten voor teringhond, eikel en zieke psychopaat. Hij kent de details van de heimelijke donatie van 1,2 miljoen euro door zakenman Hans van der Wind. Hij weet welke CDA’ers betrokken waren bij de roof van bijna 30 miljoen euro publiek geld door ex-CDA’er Sywert van Lienden en zijn kompanen Bernd Damme en Camille van Gestel (www.geertdales.com/sywert). Eén vertrouwelijk lekje naar een journalist volstaat om een prominente reputatie te vernietigen.

 

Als het Omtzigt als onafhankelijk Kamerlid lukt zijn machtspositie te consolideren zal bij menig CDA’er het zweet in de handen staan. Dat zijn memo aan de campagne-evaluatiecommissie op straat belandde duidt erop dat Omtzigt niet vies is van de politieke trucendoos. Hij is door zijn partijgenoten, Hoekstra niet in de laatste plaats, geschoffeerd, gekleineerd en gedwarsboomd. Wat zou hem tot mildheid brengen? Met Rutte -'functie elders'- heeft hij ook nog wat af te rekenen. Twintig tot dertig zetels raamt De Hond zijn potentieel. Nieuwe verkiezingen zullen het politieke landschap in één klap fundamenteel veranderen.

 

In deze entourage van ingrijpende beleidskwesties, onzekere tijden en instabiele verhoudingen vestig je graag de hoop op ervaren, gezaghebbende en wijze bestuurders. Mannen en vrouwen met visie en daadkracht, die ons dapper langs de ravijnen gidsen en voorkomen dat we erin donderen.

 

pandemonium

Het Kamerdebat was een uitgelezen gelegenheid om dat houvast te bieden. In plaats daarvan waren een paar provocerende opmerkingen van PVV-leider Geert Wilders al voldoende om de bijeenkomst, onder de zwakke leiding van een gezags- en dus machteloze voorzitter Vera Bergkamp, in razend tempo te laten ontaarden in een pandemonium van verwijten, hypocriete praatjes, jijbakken en onderlinge leslezerij, dat alles verwoord in kreupele zinnen met de woordenrijkdom van het kinderboek en de humorloosheid van een rotte mispel.

 

Leerzaam was het wel. Het bood een actuele politieke zedenschets die glashelder illustreerde dat deze politieke kopstukken er goed aan doen het voorbeeld van Hudson’s Bay te volgen. Als je zo schaamteloos de belangen van je kiezers en het Nederlandse volk veronachtzaamt en niet verder komt dan kinderlijk gekrakeel kun je beter inpakken. Reculer pour mieux sauter. Geef dat mandaat maar terug, dan kan het volk een betere keuze maken.

 

de line up van het hedendaagse politieke theater

Mark Rutte wil de langstzittende premier ooit worden. Daarvoor heeft hij nog één termijn nodig. Hij snapt dat tijdsverloop zijn gebleken leugenachtigheid witwast. Daarom traineert hij de formatie. Op het Binnenhof zijn leugens die in maart breed gesteunde moties van afkeuring en wantrouwen opleverden, in september rimpelingen in de Hofvijver waar niemand zich nog druk over maakt zolang Rutte geen controverse oproept. De bijdrage van Geert Wilders aan het debat leek nergens op, maar het was terecht dat hij de VVD-leider erop aansprak dat die honderd dagen had zitten ‘beppen en kletsen in achterkamertjes’, maar geen enkele inhoudelijke bijdrage leverde. Reden: die wil geen nieuwe verkiezingen en houdt de kaarten dus tegen de borst.

 

Sigrid Kaag ontpopt zich tot een non-ideologische machtspolitica, wier partij uit eigen onderzoek oprijst als een broeinest van handtastelijke mannetjes, waar lacherig wordt gedaan als een partijleider een gift van twee ton onder de pet houdt en waar een bedrijfsdonatie van een miljoen euro vlak voor de verkiezingen niet resoluut als ongewenste beïnvloeding van de hand wordt gewezen, maar toegejuicht als een blijk van maatschappelijke betrokkenheid. Haar belofte van ‘nieuw leiderschap’ bleek een holle reclameleus. In de publieke waardering en de peilingen is het verval dan ook ingezet. Zij wil evenmin nieuwe verkiezingen.

 

Jesse Klaver aast op een ministerspost. Het zou de ultieme wraak zijn op de leerkrachten die in hem, kind van een Marokkaanse vader en naar eigen zeggen opgegroeid in een achterstandswijk in Roosendaal, een VMBO’er zagen. Nog niet zo lang geleden hing hij bij hippe ‘meet-ups’ met opgestroopte mouwen de Verlosser uit, maar inmiddels tooit Klaver zich met de dracht van de succesvolle runner-up en praat hij net zo hol en leeg als zijn formatiegenoten. De blote voeten op enkelsokjes in suède Tassel Loafers gestoken, de pantalon in de door Jort Kelder voorgeschreven hoogwatersnit, het kekke jasje opgeleukt met het Bernd Damme-pochet van de quasi-geslaagde zakenman die bij nader inzien een gewiekste oplichter blijkt te zijn, zo wandelde de linkse leider richting de informateur. Hij durfde het weliswaar aan om Wilders te verwijten een frauderende pooier in zijn fractie de hand boven het hoofd te houden, maar deed dat in de omfloerste bewoordingen van iemand die bang is de bal teruggekaatst te krijgen over een handtastelijke GroenLinkse fractiemedewerker, een fractielid die in het geheim intiem was met de partijvoorzitter en een graaiend ex-Kamerlid dat thans wethouder te Groningen is. Met boter op het hoofd moet je niet in de zon gaan lopen. Ook Klaver heeft geen zin in nieuwe verkiezingen.

 

Wopke Hoekstra wil tot iedere prijs voorkomen dat hij, de geslaagde McKinsey-consultant, de geschiedenis in gaat als de slachter van het CDA. Zes zetels scoort hij nu in de peilingen. Een verlies van negen. En dan moet Omtzigt nog terugkeren van zijn ziekbed. Niets zei Hoekstra over de zwendel van Sywert van Lienden toen die nog CDA-lid was. Zwijgen deed Hoekstra ook over de prominente CDA’er Hans van der Wind, die met 1,2 miljoen euro bevorderde dat niet Pieter Omtzigt, maar hijzelf de leider werd zonder dat de leden iets werd gevraagd. Zo’n man verwijt de PVV gebrek aan partijdemocratie. Van zijn morele gezag is niet veel meer over. Ook die heeft geen zin in nieuwe verkiezingen.

 

Lilian Ploumen kan niet anders dan zich beschaamd gedeisd houden, nu haar leiderschap in niets dat van de verjaagde Asscher overstijgt en louter de vraag oproept: waarom moest dat mes in Lodewijks rug? Bij een volgende stembusgang is het gedaan met haar. Zij heeft ook al geen trek in nieuwe verkiezingen.

 

Gert-Jan Segers tot slot wringt zich in alle bochten nu hij geen follow-up durft te geven aan zijn stoere woorden dat met Mark Rutte na al zijn leugens niet meer valt samen te werken, terwijl zijn achterban, kennelijk niet vies van een potje liegen, daar anders over denkt. Bij nieuwe verkiezingen wordt hij gewisseld voor iemand met nog minder ruggengraat. Dus ook hij laat die drinkbeker liever aan zich voorbijgaan.

 

gebakken lucht

Ziehier de line-up van het hedendaagse politieke theater. Een opeenstapeling van opportunisme, machtswellust, geldingsdrang, eigenbelang, oninteger gedrag, hypocrisie, ideologische leegte en visieloosheid.

 

Nog in mei stonden ze allemaal te kwijlen bij de woorden van de ‘Parel van Wijsheid’ (dixit Twan Huijs, Buitenhof-tv, 27 juni 2021, interview met Tjeenk Willink), over macht en tegenmacht, herstel van de democratische rechtsorde en transparantie. In juni gooien ze de ballentent dicht tot augustus en mag het volk gedwee afwachten wat Rutte, Kaag en hun complices in het geheim hebben bekokstoofd. Het was dus allemaal gebakken lucht met die ‘nieuwe bestuurscultuur’.

 

Een teleurgestelde consument gunt een nette leverancier een tweede kans. Een consument die belazerd is wordt boos en loopt weg. Als we deze basale marketingles toepassen op de vertoning in Den Haag is het advies: zo snel mogelijk afscheid nemen van deze aanbieders.

 

Geert Dales

28 juni 2021

(Aanmeldingen voor updates op deze website via www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact. Afmeldingen eveneens daar)

 

 

 

 

EEN VIJF-EN-EEN-HALF VOOR VLIJT

 

Jacqueline Biesheuvel-Vermeijden is een eerbiedwaardige mevrouw. De juriste bekleedde mooie functies in de Emancipatieraad, de Centrale van Plattelandsvrouwenorganisaties en het Convent van Christenvrouwen. Van 1994 tot 2002 was ze lid van de gemeenteraad van Den Haag voor het CDA.

 

In diezelfde periode was haar man Pieter Jan Biesheuvel lid van de Tweede Kamer, eveneens voor het CDA. Niet zo’n gekke partijkeuze als je een achterneef bent van Barend Biesheuvel, die de wat ouderen onder ons zich herinneren als ‘mooie Barend’, de man die begin jaren ’70 enige tijd minister-president was namens de ARP, een partij op christelijke grondslag die later opging in het CDA.

 

Jacqueline Biesheuvel werd in 2000 directeur Constitutioneel Proces van de Tweede Kamer, op een moment dus dat haar echtgenoot nog lid van die Kamer was. Met de wetenschap en in het perspectief van nu en zeker met de wetenschap van nu over de corrupte belangenverstrengelingen in het CDA, in het bijzonder in Limburg, zou zo’n familiaire betrekking in een werksituatie als hoogst onwenselijk worden gekwalificeerd. Schijn van en zo.

 

Echtgenoot Pieter Jan vertrok in 2002 uit de Kamer. Jacqueline’s benoeming in 2004 tot griffier van de Tweede Kamer gaf vanuit integriteitsperspectief dan ook geen reden tot bezwaar, al zou ik zelf weg hebben willen blijven bij iedere schijn dat voorafgaande posities in Haagse kringen meetelden bij een dergelijke gewichtige benoeming.

 

De griffier van de Tweede Kamer is de hoogste ambtelijk leidinggevende van het Kamerpersoneel en belangrijkste ambtelijk adviseur voor de Kamervoorzitter. Deze functie bekleedde Jacqueline Biesheuvel tot 2015. Bij haar afscheid kreeg ze door toenmalig Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg namens Zijne Majesteit de versierselen opgespeld die behoren bij de onderscheiding ‘Officier in de Orde van Oranje-Nassau’. Getooid met de bijbehorende parafernalia en kijkend door een suave bril hield mevrouw Biesheuvel bij haar afscheid als griffier een toespraak in aanwezigheid van de minister-president. Daarin verhaalde ze over haar grootvader mr. Jan Terpstra, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap in het derde kabinet Ruijs de Beerenbrouck (1929-1933) en ARP-Kamerlid van 1933 tot 1952. Het moge duidelijk zijn: mevrouw Biesheuvel is niet van de straat.

 

Vijftien jaar vertoefde zij in de ambtelijke top van de Tweede Kamer, waarvan elf jaar als hoogste baas. Dan heb je wat gezien, gehoord, te vertellen en aan te bevelen, zou je denken. Zo niet Jacqueline Biesheuvel. Haar afscheidsrede was een monument van nietszeggendheid. Een opsomming van hoogtepuntjes en obligate bedankjes. Niveau schoolkrant. De tekst bevat geen enkele belangwekkende, laat staan originele gedachte.

 

(voor wie het lezen wil: Google-zoekopdracht ‘afscheidstoespraak jacqueline biesheuvel’ en daarna doorklikken op de link ‘koninklijke onderscheiding voor vertrekkend griffier’. Onderaan bevindt zich weer een link naar de toespraak)

 

Met deze bevindingen is het even verbazingwekkend als veelzeggend dat mevrouw op 1 januari 2020 weer opdook in de Kamerburelen, nu als ‘adviseur integriteit van de Tweede Kamer’. In die rol moet zij Kamerleden van advies dienen over de uitleg en toepassing van regels op het gebied van integriteit. Denk aan het gebruik van vergoedingsregelingen, de registratie van nevenfuncties en inkomsten en meer in het algemeen het gedrag van een Kamerlid. Zij oordeelt daar niet over, zij adviseert slechts en dat alleen als een Kamerlid erom vraagt. Haar adviezen zijn vertrouwelijk, tenzij het Kamerlid zelf besluit tot openbaarmaking. Tot dusverre gebeurde dat niet, wat betekent dat Kamerleden haar ofwel niets gevraagd hebben, of de gevraagde adviezen niet bevorderlijk waren voor het aanzien van het Kamerlid en dus onder de pet moesten blijven.

 

Conform opdracht van het Presidium van de Tweede Kamer, bestaande uit de voorzitter en de ondervoorzitters, dient de adviseur integriteit ‘uiterlijk in februari van het volgende kalenderjaar’ een geanonimiseerd jaarverslag uit te brengen. Jacqueline’s eerste jaarverslag aan het presidium verscheen op 22 april 2021. Minstens twee maanden te laat dus. Was dat al geen beste beurt, wie het verslag tot zich neemt moet ook nog eens concluderen dat het qua nietszeggendheid haar afscheidstoespraak naar de kroon steekt. Wat heeft die mevrouw in godsnaam zitten doen in het afgelopen jaar?

 

Terwijl zich rondom Kamerleden het ene na het andere integriteitsschandaal ontrolde, zoals graaien uit declaratiepotten, dronkemansritten over snelwegen, liegen en bedriegen en zelfs prostitutie in het Kamergebouw, tikte Jacqueline Biesheuvel vijf-en-een half A4-tjes bij elkaar zonder ook maar de minste belangwekkende mededeling.

 

Ze klaagt wat over gebrekkige ondersteuning, prijst het waardevolle contact met haar collega in de Eerste Kamer, legt uit dat ze bij ontvangst van een adviesverzoek eerst de ontvankelijkheid beoordeelt, licht toe wat wel en vooral niet onder haar mandaat valt -veel niet- en besluit met de mededeling dat ‘geen andere conclusies zijn te trekken dan dat de informatie over integriteitsregels gemakkelijk toegankelijk moeten zijn’ en ‘dat het aanbeveling verdient integriteitsregels met een zekere regelmaat onder de aandacht van de Kamerbewoners te brengen’.

 

Dank u wel.

 

In haar jaarverslag meldt ze dat ze van plan was geweest bij alle Kamerfracties op kennismakingsbezoek te gaan maar dat dit vanwege corona beperkt is gebleven tot slechts één fractie. Ze meldt het niet expliciet –vertrouwelijk, nietwaar- maar ik kan verklappen dat het de fractie van 50PLUS betrof.

 

Als partijvoorzitter woonde ik de fractievergaderingen bij en het bezoek van Jacqueline Biesheuvel staat mij nog levendig voor de geest. Net als in haar jaarverslag legde ze haar opdracht, mandaat en de te volgen procedures uit. Het gesprek met de ongeïnteresseerde en onvoorbereide fractie liep inhoudelijk voor geen meter.

 

Als gebruikelijk keek fractievoorzitter Henk Krol verlangend in mijn richting voor de nodige Schwung. Ik vertelde de integriteitsadviseur over mijn ervaringen als bestuurlijk verantwoordelijke voor integriteitsbeleid in het Amsterdamse College van B&W in het begin van deze eeuw. Pro-activiteit was daar het parool. Niet wachten tot een ander, een journalist bijvoorbeeld, met iets komt, maar zelf erop af. Openheid betrachten. Analyses maken. Kwantitatieve rapportages. Trends en ontwikkelingen. Aanbevelingen doen en zorgen dat die geïmplementeerd worden. Op mijn vraag of die aanpak ook de hare was antwoordde ze: “Nee, dat zit helaas niet in mijn mandaat”. Waarop ik vroeg: “Waarom heb je het dan aanvaard?” Dat was het moment waarop de fractieleden mij aankeken met een blik van: Geert, je bent de partijvoorzitter, geen lid van de Tweede Kamer.

 

De Tweede Kamer heeft niet alleen een adviseur integriteit, maar ook een gedragscode en een College van Onderzoek Integriteit waar iedere burger klachten kan indienen over schending door Kamerleden van die gedragscode. Het lijkt heel wat maar stelt vooralsnog, gelet op de beperkte reikwijdte van de gedragscode, niet veel voor.

 

Het College is al een maand geleden benoemd. De adviseur integriteit loopt er al bijna anderhalf jaar rond. Ik durf te wedden dat niemand, behalve een enkele ingewijde of een geïnteresseerde journalist, dit weet. De Tweede Kamer heeft er op geen enkele wijze actief over gecommuniceerd. Als je op de zoekfunctie van www.tweedekamer.nl trefwoorden intoetst als ‘adviseur integriteit’, ‘college van onderzoek’, ‘klachten over Kamerleden’, ‘gedragscode’ en dergelijke beland je in een ondoorgrondelijk woud van Kamerstukken waar geen normaal mens een touw aan kan vastknopen. Nergens een handzaam PDF’je waarin het allemaal helder wordt uitgelegd. Nergens een portal waar je terecht kunt met vragen.

 

Nee, een slordig getikt nietszeggend jaarverslagje van de integriteitsadviseur aan het Presidium, dat mij bij toeval in handen viel en dat ik, hoewel goed geïnformeerd en bedreven in het doorzoeken van het dichte digitale Tweede Kamerwoud, anders nooit onder ogen had gekregen. Daarmee moeten we het doen.

 

Ik ben in een milde bui. Laten we zeggen dat de aanwezigheid van de integriteitsadviseur, de aanvaarding van de gedragscode en de instelling van het College van Onderzoek Integriteit hoopvolle signalen zijn in een wereld vol integriteitsschendingen. Het begin is er, nu nog de uitwerking. Ik geef voor elke pagina die Jacqueline Biesheuvel voltikte één punt. Dat wordt dus een vijf-en-een-half. Voor vlijt.

 

Jacqueline Biesheuvel heeft een benoeming op zak voor zes jaar. Als het Presidium voetstoots genoegen neemt met de prestaties in haar eerste jaar verlies ik ieder geloof in de oprechtheid van de Kamer om serieus werk te maken van het integriteitsbeleid. Reikhalzend zie ik ook uit naar de eerste levenstekens van het College van Onderzoek.

 

Voor zover u het niet weet: iedere burger kan daar terecht met klachten over het gedrag van Kamerleden. Grijp uw kans, zodra u uitgevonden heeft waar die in te dienen. Ik kan het u niet vertellen.

 

Geert Dales

26 april 2021

EEN INTEGRITEITSTEST VOOR DE TWEEDE KAMER

Nog geen twee maanden na de installatie is al bijna 10% van de Kamerleden in de fout gegaan. De andere 90% ook door erover te zwijgen.

 

De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren werk proberen te maken van de bevordering van integer handelen in eigen kring. Dat was ook wel nodig. Wie de handel en wandel van Kamerleden een beetje heeft gevolgd ziet dat er, zachtjes uitgedrukt, ruimte is voor verbetering.

Laat ik het iets ruiger verwoorden: het is bezopen dat in ons ‘hoogste orgaan’ integriteitsschendingen schering en inslag zijn. Dat de Kamer een gedragscode heeft opgesteld, een integriteitsadviseur aangesteld en een College van Onderzoek Integriteit ingesteld mag gelden als een begin van serieus beleid, maar zolang Kamerleden zelf niet in het geweer komen wordt het nooit wat.

 

In vorige zittingsperioden hadden we onder meer te maken met een reeks Kamerleden die hun zakken vulden met onterecht verkregen vergoedingen. Een daarvan is thans met instemming van de partijleider loco-burgemeester van Groningen. Twee anderen zetelen nog immer in het Parlement. Van de serie alcoholistische automobilisten onder de Kamerleden is er één op dit moment wethouder te Oegstgeest. Een ander is opnieuw zittend Kamerlid. Een frauderende pooier die het Kamergebouw als bordeel gebruikte loopt eveneens nog steeds ongehinderd rond in ons parlement. In een potentiële coalitiefractie kon kritiekloos iemand plaatsnemen die zich met een imago van goedmens en een handige bedrijfsconstructie verrijkte door te graaien uit donaties voor goede doelen. Het Kamerlid dat met zijn hand in de broekjes van erg jonge jongens zat is inmiddels beschaamd afgedropen, maar hij werd wel beëdigd hoewel zijn bedenkelijke praktijken al lang bekend waren. Inmiddels hebben we ook te maken met een reeks Kamerleden die op eigen gezag wettelijk verankerde coronamaatregelen aan de laars lappen en er niet voor terugschrikken anderen in gevaar te brengen door ongevraagde aanrakingen, zelfs nadat bij een van de aanrakers corona-achtige verschijnselen waren geconstateerd. Tot slot is er ook nog een Kamerlid tegen wie, naar zeggen van de (inmiddels afgetreden) partijvoorzitter, door de vice-voorzitter van de desbetreffende partij een integriteitsklacht is ingediend wegens ongewenste intimiteit.

 

De nieuwe Tweede Kamer zit er nog geen twee maanden en ik tel nu al meer dan tien leden die zich aan integriteitsschendingen schuldig hebben gemaakt. De anderen staan erbij en kijken ernaar. Een integriteitsschending op zich. Elkaar aanspreken hoort de norm te zijn. Als in een organisatie in minder dan geen tijd een kleine tien procent van de medewerkers de fout in gaat zal iedere leidinggevende dat zien als een rode vlag. Zo niet de Tweede Kamer. Daar is wegkijken de norm en worden integriteitsvraagstukken onder de tafel gewerkt in een mist van vage teksten en onduidelijke commissies waarvan geen gewone sterveling iets snapt of weet van heeft.

 

Integriteitsbeleid Tweede Kamer

In maart 2013, ruim acht jaar geleden dus, installeerde de Kamer een Werkgroep Integriteit. Jaren van gepalaver leidde begin 2020 tot de aanstelling van een Adviseur Integriteit en de opstelling van een Gedragscode voor leden van de Tweede Kamer. Op 1 april 2021 benoemde de Tweede Kamer een College van Onderzoek Integriteit, dat moet toezien op naleving van de Gedragscode.

 

Over de prestaties van de Adviseur Integriteit berichtte ik op 26 april jl. in de publicatie ‘Een vijf-en-een-half voor vlijt’ (tekst onder deze publicatie). Kort samengevat: wat heeft die mevrouw in godsnaam zitten doen in het afgelopen jaar?

 

Van de Gedragscode moet u zich ook niet teveel voorstellen. Het is geen doorwrocht en weldoordacht Handboek Integriteit voor Kamerleden met serieuze sancties, zoals uitsluiting uit het Parlement naar Brits model, maar een A4tje waarop vijf gedragsregels zijn vastgelegd, met twee aanvullende uitleg-A4tjes:

  1. Het Kamerlid oefent zijn ambt uit in onafhankelijkheid en in het algemeen belang
  2. Het Kamerlid accepteert geen gift of gunst die bedoeld is om zijn handelen in het ambt te beïnvloeden
  3. Het Kamerlid voldoet aan de registratieverplichtingen van het ambt
  4. Het Kamerlid gebruikt informatie niet voor persoonlijke belangen en waarborgt vertrouwelijkheid
  5. Het Kamerlid handelt conform de regels van de Kamer

 

Kortom: regels die al lang (grond-)wettelijk verankerd zijn, dan wel usance waren, of waarvan niet valt vast te stellen wat er precies mee bedoeld wordt. Sancties op overtreding zijn er alleen bij gedragsregel 4: uitsluiting van deelname aan commissievergaderingen voor maximaal een maand (maar wel met behoud van stemrecht) en uitsluiting van kennisneming van vertrouwelijke stukken. Gedragsregels 1, 2 en 3 kennen helemaal geen sanctie op overtreding. De straf op overtreding van gedragsregel 5 is dat de voorzitter een Kamerlid het woord kan ontnemen of van verdere deelname aan de vergadering waarin de overtreding plaatsvond kan uitsluiten.

 

digitale speurtocht

Voor het toezicht op de naleving van dit setje open deuren en vaagtaal is een deftige commissie ingesteld die ‘College van Onderzoek Integriteit Tweede Kamer’ heet. Sinds 1 april 2021 is dit comité aan het werk.

Iedereen kan een klacht indienen over vermeende schending van de Gedragscode door een Kamerlid’ lezen we op de website van de Tweede Kamer, mits u in dat digitale doolhof de weg weet te vinden.

 

Probeer het eens, als u een staaltje wangedrag van een Kamerlid waarneemt en u zich daarover wilt beklagen, maar niet weet dat u daarvoor moet zijn bij een commissie die zich ‘College van Onderzoek Integriteit’ noemt. Welke zoekopdracht u ook intoetst op www.tweedekamer.nl, u vindt het niet. U raakt totaal het spoor bijster in Kamerstukken, Kamervragen, notulen van vergaderingen, documenten uit lang vervlogen tijden en andere rommel. Grote kans dat u denkt: ‘Laat maar’.

 

Bent u vasthoudend en heeft u eenmaal het College van Onderzoek Integriteit gevonden, dan is het nog lang niet geregeld. ‘Het College kan geen klachten in behandeling nemen waarbij het Reglement van Orde op andere wijze het toezicht regelt, zoals het gedrag van Kamerleden tijdens debatten’. Om vast te stellen of uw klacht ontvankelijk is moet u dus eerst dat Reglement doornemen. Dat beslaat 48 pagina’s die bepaald niet lezen als de Donald Duck. Dan is er ook nog een ‘Regeling’ waarin de procesgang in het College zelf is vastgelegd.

 

knuffelen klachtwaardig gedrag?

Helaas kon ik na lezing van die 48 pagina’s, de gedragscode met bijbehorende toelichting en de Regeling niet met zekerheid vaststellen of het wangedrag van de Kamerleden Gideon van Meijeren en Simone Kerseboom van Forum voor Democratie van woensdag 19 mei jongstleden wel of niet valt onder het mandaat van het College van Onderzoek Integriteit. Deze Kamerleden bestonden het om elkaar te zoenen en te knuffelen in de plenaire zaal, waarbij zij, mede door de afwezigheid van mondkapjes, ernstige overtredingen begingen van de coronaregels die ons door de overheid, met instemming van de Tweede Kamer zelf, zijn opgelegd.

 

Als u dat gedrag zou vertonen in het openbaar vervoer of in winkels maakt u kans op twee keer een boete van 95 euro. Geen afstand houden en geen mondkapje dragen zijn feiten waarvan de strafbaarheid en strafmaat zijn verankerd in de artikelen 68bis lid 2 en 68bis lid 1(a) van de Wet Publieke Gezondheid. Kamerleden zijn, ook in de arena van de Tweede Kamer, niet gevrijwaard van beboeting of vervolging bij strafbare feiten. De casus lijkt dan ook een simpele. Hier is ontoelaatbaar gedrag vertoond dat gesanctioneerd dient te worden. Dat in de Kamer wettelijk iets meer vrijheden gelden dan buiten de deur ontslaat de Kamerleden niet van de plicht zich te gedragen zoals dat van iedere andere burger wordt verwacht en geëist. Handhaving is derhalve geboden.

 

wie handhaaft?

Maar door wie? De Kamervoorzitter deed het niet. Zij sputterde slechts, ruim nadat de feiten hadden plaatsgevonden. De ‘huisregels’ gingen nog eens rond en dat was het. Handhavers van de coronamaatregelen die de Kamerleden op hun wangedrag hadden kunnen aanspreken waren in geen velden of wegen te bekennen. Ook heb ik geen Kamerleden zien of horen protesteren. Bodes grepen evenmin in, maar dat zal niet tot hun takenpakket behoren.

 

Omdat ik het bezopen vind dat dit allemaal zomaar kan in ons Parlement en ik wel eens wil weten of dat integriteitsbeleid van de Kamer iets voorstelt of gebakken lucht is, heb ik op 20 mei een klacht ingediend bij het College van Onderzoek Integriteit. Daarbij baseerde ik mij, nu de reglementen, code en regeling geen helderheid geven over de ontvankelijkheid van mijn klacht, op een toelichtende mededeling bij de Gedragscode:

De gedragscode ziet op al het handelen in het ambt van Kamerlid, waaronder tevens wordt begrepen gedragingen die het gezag of de waardigheid van de Kamer in ernstige mate schaden’.

Me dunkt dat Kamerleden die in de volle openbaarheid in de plenaire zaal wettelijke regelingen en eigen codes aan de laars lappen en al lachend feiten plegen die in het dagelijkse leven van burgers strafbaar zijn, het gezag en de waardigheid van de Kamer in ernstige mate schaden.

 

hoe gaat dit aflopen?

Het College kan, zo lezen we in de ‘Regeling’, geen klachten in behandeling nemen over strafbare feiten of over feiten waarbij het Reglement van Orde op andere wijze het toezicht regelt ‘zoals het gedrag van Kamerleden tijdens debatten’. Of het knuffel- en zoengedrag gerekend moet worden tot ‘feiten waarbij het Reglement van Orde op andere wijze het toezicht regelt’ is niet met zekerheid vast te stellen. Het betreft feiten die strafbaar gesteld zijn, dus zou het College mijn klacht als niet-ontvankelijk kunnen aanmerken, zij het dat dit gedrag in de beslotenheid van de Kamer weer niet strafbaar is. De gedragingen waren zonder meer schadelijk voor het gezag en de waardigheid van de Kamer en dat is iets waarop de gedragscode ‘ziet’. Dus is mijn klacht wel ontvankelijk. Het gebeurde bovendien niet tijdens, maar na het debat. Het was derhalve geen ‘gedrag van Kamerleden tijdens debatten’ waarvoor het Reglement van Orde toezicht regelt en het College buitenspel zet. Een extra argument pro ontvankelijkverklaring, lijkt mij. 

 

Desalniettemin is er iets in mij dat zegt dat dit gaat eindigen in een formeel afwijzingsbriefje. Zoals de frauderende pooier, de alcoholistische automobilisten en de graaiers gewoon verder konden omdat die feiten onder de uitsluitingsgrond vallen dat ze voor 1 april 2021 plaatsvonden, zullen de mondkaploze knuffelaars ook wel vrijuit gaan omdat een of ander artikel van het reglement van orde, de gedragscode of de regeling voorziet in een grond voor afwijzing van de klacht.

 

Waarna de Kamer voortstrompelt naar het volgende integriteitsschandaal. Kamerleden staan erbij, kijken ernaar en doen niets, zonder te beseffen dat ze daarmee hun eigen integriteitsbeleid, dat nog in de kinderschoenen staat terwijl het elders in de samenleving al lang gemeengoed is, te gronde richten. 

 

Geert Dales

21 mei 2021

 

(wilt u op geattendeerd worden op nieuwe publicaties op deze website, geef uw mailadres dan door via www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact)

 

 

 

 

 

 

HEILIGEN, HEILIGVERKLARINGEN EN DE BIJBEHORENDE RISICO’S

wat Moeder Teresa, Aung San Suu Kyi, André van Duin, Jeangu Macrooy en Pieter Omtzigt bindt

 

Met een kritische noot over heiligverklaarden is het oppassen geblazen. Voor je het weet roep je massale woede en verontwaardiging over je af, in het bijzonder van het deel der natie dat graag de deuger uithangt. Toch is het goed ook de heilige kritisch te bejegenen. Niet altijd heeft die een levenswandel die past bij de sacrosancte status, noch een boodschap die beantwoordt aan de hoge maatstaven die heiligheid oplegt. Daarvan kan ook een andere dan nobele invloed uitgaan, soms terwijl de heilige het zelf niet beseft. Al te snelle, gemakkelijke en ondoordachte adoratie levert dan ook forse risico’s op.

 

met een boot heb je altijd gekloot

Neem Moeder Teresa, de Macedonische (of volgens sommigen Albanese) non Agnes Gonxha Bojaxhiu, die wereldfaam verwierf als voorvrouw van de verworpenen der aarde, in het bijzonder die in de sloppenwijken van Calcutta. In 1979 kreeg zij de Nobelprijs voor de Vrede. Zestien jaar later viel ze na een grondige studie (The Missionary Position) van de journalist en publicist Christopher Hitchens door de mand als leider van een doodenge geldbeluste sekte, die er geen bezwaar in zag met hele foute rijkaards contacten te onderhouden teneinde miljarden te vergaren voor haar goede werken, waarbij fysieke verwaarlozing van weerloze mensen het verdienmodel was. Het kwam Hitchens op zware kritiek te staan. Hij had een heilige van haar voetstuk gestoten. Maar Hitchens toonde overtuigend aan dat Moeder Teresa geen heilige was, maar een fraudeur. Miljoenen fans over de hele wereld hadden er kritiekloos achteraan gehobbeld en stonden in hun deughemd.

 

Een andere Nobelprijswinnares die de status van heilige verwierf en door de mand viel is Aung San Suu Kyi, de Myanmarese politiek leider die langdurig onder huisarrest heeft gestaan en waar de toenmalige Amerikaanse president Barack Obama, ook een Nobelprijswinnaar, graag mee dweepte. Nadat haar vijf jaar geleden hoge bestuurlijke verantwoordelijkheden toevielen ontspoorde ze volledig. Tegenwoordig geniet zij vooral bekendheid vanwege haar ontkenning van de genocide waarvan de islamitische Rohingya in haar land het slachtoffer werden. Levend verbrand in eigen dorpen of weerloos over grens naar Thailand gedreven. Obama bezoekt haar niet meer. Als Amsterdams wethouder Haven voerde ik ooit een nachtelijk debat in de gemeenteraad over het voorstel van linkse partijen om een nieuwe boot van de Havendienst te vernoemen naar Aung San Suu Kyi. Hoewel ook ik toen nog vol respect voor de politica was vond ik het een slecht plan. Je wist immers maar nooit. Ik citeerde mijn vader, bezitter van een plezierjacht. “Met een boot heb je altijd gekloot”. Er werd flink gelachen, het was al laat en iedereen was moe. Het voorstel werd verworpen. Anders had de boot nu overgeschilderd moeten worden.

 

herkenbaar patroon

Het patroon dat zich steeds aftekent is het opwerpen van een beeld van onbaatzuchtig en sterk, bijna overtrokken maatschappelijk engagement, een gestaag bouwen aan een stevige fanbase, een gunstige pers, het vergoelijken van bedenkelijke aspecten omdat het doel de middelen heiligt en het verontwaardigd afserveren of monddood maken van critici. Het idool verwerft de status van onaantastbare en belandt in een kosmos van vleierij, eerbetoon, aanbidding en gebrek aan tegenspraak en kritiek. Daarna liggen elk moment ontsporingen op de loer.

 

Suu Kyi en Bojaxhiu zijn twee voorbeelden uit een lange reeks. Wel twee grote. In het wijwater van de gecanoniseerden zwemmen ook vele kleinere vissen rond wier heiligverklaring tot opmerkelijke uitwassen kan leiden. Recente voorbeelden in eigen land zijn de politicus Pieter Omtzigt, de zanger Jeangu Macrooy en de komiek, acteur en televisiepresentator André van Duin.

 

vader des vaderlands

Die laatste is in de hoogste canonisatiefase beland na zijn toespraak tijdens de dodenherdenking op de Dam, 4 mei jongstleden. Heel Nederland, van Kamerlid tot BN’er, van columnist tot journalist, kwam superlatieven tekort om hem hulde en lof toe te zwaaien voor zijn optreden. Televisiepresentator Cornald Maas sprak in het Algemeen Dagblad over Van Duin als ‘een lichtpunt in duistere tijden’. ‘Aangrijpend, waardevol, indrukwekkend, Vader des Vaderlands’, spraken anderen. Het is maar een kleine greep uit de loftuitingen die de spreker ten deel vielen.

 

Honderden, misschien wel duizenden tweets stroomden binnen. Daaronder niet één negatieve. Twitter is de uitlaatklep waar gefrustreerden hun bagger uitstorten. Bij voorkeur over mensen die meer gepresteerd hebben dan de -meestal anonieme- twitteraars zelf. Als je daar kreukloos doorheen rolt ben je iemand.

 

Ik weet dat het risicovol is –zie bovengeschetst patroon- maar ik werp de vraag op of deze kritiekloze adoratie niet een beetje raar of zelfs bedenkelijk is. Op mij maakte de toespraak van Van Duin, over wiens veelzijdige vakmanschap ik geen twijfel heb, niet zoveel indruk. Wat zei hij nou helemaal? Hij lepelde wat historische feiten op over het bombardement op Rotterdam. Zijn vader had niet willen praten over de Arbeits-Einsatz. Als alles anders was gelopen hadden we misschien Duits moeten praten. Maar gelukkig, betoogde Van Duin, liep het goed af. “Je bent hier vrij. Je kunt doen en laten wat je wilt en zeggen wat je wilt. Hier mag iedereen zichzelf zijn zonder dat iemand anders daar wat van zegt”.

 

‘Vraag dat eens aan Geert Wilders’ schoot oneerbiedig door mijn hoofd. Of aan Lale Gül, schrijfster van het boek ‘Ik wil leven’. Vraag het eens aan Shevan van der Lugt, de joodse, homoseksuele, keppeldragende voormalige Syrische vluchteling die na tal van vreselijke incidenten zijn vertrouwen in de Nederlandse vrijheidszin kwijt begint te raken (nrc.nl, 11 mei 2021). Vraag het eens aan de nabestaanden van de jaarlijks tientallen (ja echt waar!) dodelijke slachtoffers van eerwraak in Nederland. Of aan de duizenden vrouwen die in Nederland achter de voordeur van onopvallende huizen opgesloten zitten omdat hun man niet wil dat ze gezien worden door, laat staan in contact komen met andere mannen, in het bijzonder met autochtone Nederlandse mannen. Vraag het eens aan jongeren die opgroeien in orthodox-christelijke kringen in de bible belt en zich willen bevrijden van de religieuze dwangbuis. Vraag het eens aan de slachtoffers van het door Volkskrant-columnist Zihni Özdil genadeloos ontmaskerde ‘betuttelracisme’ dat honderdduizenden landgenoten berooft van maatschappelijke kansen omdat ze onder het mom van goedertierenheid klein gehouden worden (volkskrant.nl, 22 april 2021).

 

Ik geloof zonder meer in Van Duins oprechte bedoelingen, maar zouden de adhesiebetuigende twitteraars ook maar één seconde aan al die onvrije mensen hebben gedacht? Vereren en adoreren zijn niet per definitie goed, hoe sympathiek het ogenschijnlijk is. Het kan, leert de geschiedenis, tot de gekste dingen leiden. Altijd eerst even nadenken wat je precies hoorde en zag voordat je gaat klappen.

 

broccoli

Een andere hedendaagse heilige is de zanger Jeangu Macrooy. Hij vertegenwoordigt Nederland op het Eurovisie Songfestival met het lied ‘Birth of a new age’. Bijzonder daaraan is dat hij er teksten in het sranantongo in heeft verwerkt, de 17e eeuwse creoolse taal die werd gebezigd door Afrikaanse slaven op de Surinaamse plantages. ‘Yu no man broki mi, mi na afu sensi’. Hij en zijn begeleiders hullen zich in kledingontwerpen met referenties aan de diverse etnische groeperingen die Suriname bevolken. Het is een vertoning die in politiek correct Nederland op zeer vruchtbare bodem valt. Jeangu Macrooy, een zanger en artiest van formaat, heeft mede door deze politieke inbedding van zijn artistieke prestatie een idoolstatus verworven die Nederlandse commentatoren op eieren zal doen lopen. Wie durft nog een kritische noot te kraken?

 

De grote gevoeligheden werden al zichtbaar toen supermarktketen Albert Heijn niet wist hoe snel hij excuses moest aanbieden nadat er heisa kwam over een advertentie met de tekst ‘Ook zo’n zin gekregen na het horen van ons Songfestivalliedje?’, met daarbij een foto van een stronk broccoli van 0.89 eurocent. Dit als knipoog naar de tekst ‘yu no man broko mi’ waar de argeloze luisteraar zou kunnen horen ‘I don’t like broccoli’. Wie daarom moest lachen, zoals ik, kreeg onderuit de zak als iemand die het slavernijleed niet serieus nam. Deugend Nederland, waar gevoel voor humor niet vanzelfsprekend is, had er weer een totempaal bij.

 

Merkwaardig overigens dat de European Broadcasting Union wel een stokje stak voor de inzending van Belarus omdat die ‘teksten en/of gebaren van politieke aard’ bevatte, in casu een ridiculisering van het verzet tegen de Witrussische president Loekasjenko, maar de inzending van Nederland kritiekloos heeft aanvaard, terwijl die toch ook een politiek statement van jewelste is. Kennelijk mag linkse politiek correcte propaganda wel en rechtse foute agitprop niet. Het liedje van Belarus kon ongehinderd bespot worden als amateurkitsch. Ik wed dat als het de Nederlandse inzending was overkomen de wereld te klein zou zijn geweest. We hebben immers met een heiligverklaarde te maken. Dan gelden andere normen en is het oppassen geblazen.

 

de heer Omtzigt te Enschede

Zo kom ik op Pieter Omtzigt, de CDA-politicus die ook hard op weg is naar bijzetting in het canon der heiligen. Tweede Kamerlid Omtzigt heeft voortreffelijk parlementair werk geleverd met zijn inzet om de feiten boven tafel te krijgen in wat de ‘Toeslagenaffaire’ is gaan heten. Mede door zijn toedoen zijn ‘een andere bestuurscultuur’ en ‘macht en tegenmacht’ Haagse topprioriteiten geworden. De hele vaderlandse pers, alle collega-Kamerleden, minister-president Rutte en de rest van politiek geëngageerd Nederland laten geen gelegenheid onbenut om Omtzigt daarvoor te bewieroken.

 

Nederig vroeg de MP, per sms, belet bij de parlementariër die al drie maanden wegens ziekte thuis te Enschede verblijft. Mark Rutte wilde van ‘Pieter, met wie ik al vijftien jaar heel prettig samenwerk’ persoonlijk horen: Waar zit je boosheid precies? De onderdanige vleierij van de premier miste doel. Omtzigt liet weten onvoldoende hersteld te zijn voor zo’n gesprek. Rutte nam er begripvol kennis van.

 

Ik had iets minder begrip. Nog maar een paar dagen voor Ruttes sms-je waren CDA-voorzitter Marnix van Rij en politiek leider Wopke Hoekstra naar Enschede gereisd, waar zij maar liefst vier uur lang met Omtzigt delibereerden. Zover was zijn herstel kennelijk al gevorderd. Of Omtzigt was daar ziek van geworden, of hij belazerde de minister-president. Ik gokte op dat laatste en vond de weigering Rutte te ontvangen een affront. Ook richting het volk. Met zijn 342.472 voorkeursstemmen en de publieke adoratie die hem ten deel valt is Omtzigt de kosmos binnengetreden waarin hij zich dit kennelijk kan veroorloven en waar tegenspraak en kritiek niet hem, maar de afzender raken. Omtzigt is een heilige en van heiligen blijf je af.

 

Toch durf ik wat relativerende kanttekeningen te plaatsen. Omtzigt sleepte 34,57% van de CDA-stemmen binnen. Zonder meer indrukwekkend. Maar Wybren Van Haga verwierf met 241.193 voorkeursstemmen maar liefst 46,11% van de FvD-kiezers. Dat is andere koek. Tunahan Kuzu bleef met 33,32% van de DENK-stemmen slechts een fractie achter bij Omtzigt. Uniek was de voorkeursstemmenscore van Omtzigt dus niet.

 

VVD-leider Rutte kreeg 1.977.651 stemmen, zes keer de oogst van Omtzigt. ‘Ja, die was dan ook de lijsttrekker’ zal Omtzigt tegenwerpen. Klopt. Maar de nummer 2, eerste vrouw op de lijst Tamara van Ark, kwam niet verder dan 3,2% van de VVD-stemmen. Daarmee was zij na Rutte veruit de hoogst scorende van alle tachtig VVD-kandidaten. Conclusie: Rutte heeft een kiezersmandaat waar dat van Omtzigt niet bij in de schaduw kan staan.

 

Toch hebben Van Haga, Kuzu en Rutte bepaald niet de status van heilige. En kan Omtzigt kritiekloos de minister-president schofferen. Hier klopt iets niet. Dat gevoel bekruipt mij te meer nu Omtzigt geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die de Kieswet een Kamerlid biedt om bij langdurige ziekte tijdelijk terug te treden en zich te laten vervangen door de eerstvolgende die aan de beurt is. Omtzigt daalde even van de berg af om zich op 31 maart te laten (her)installeren als Kamerlid, maar werd daarna niet meer in Den Haag gezien. Zijn CDA-collega Harry van der Molen, ook niet de minste in die fractie, werd na de installatie ziek en is inmiddels tijdelijk vervangen door Joba van den Berg, die al eerder Kamerlid was. Ook hier klopt iets niet. De fractieleiding vulde de ontbrekende stem van Van der Molen -korter ziek dan Omtzigt- meteen op, maar laat de stoel van ‘onze Pieter’ al maandenlang leeg, terwijl die vanuit Enschede de CDA-fractie mede aanstuurt en grote invloed uitoefent op het regeringsformatieproces.

 

Het is een status aparte, die een heilige past maar niet in de haak is. In dit geval al helemaal niet omdat Omtzigt de verpersoonlijking is van ‘macht en tegenmacht’. Ook zijn macht -en die is groot- behoeft tegenmacht. Tegenmacht die hij effectief heeft geëlimineerd door zijn oproep aan de pers hem niet te storen tijdens zijn ziekte, maar wel vanuit huis selectief aan het arbeidsproces deel te nemen, zich niet te laten vervangen en dusdoende buiten beeld aan de touwen te trekken.

 

moraal van dit verhaal

Moraal van dit verhaal: wees op uw hoede bij heiligverklaarden. Moeder Teresa verkocht ons de deugd van onbaatzuchtigheid en rechtschapenheid, maar bleek een meedogenloze sekteleider. Aung San Suu Kyi dwong onze bewondering af door haar inzet voor democratie onder moeilijke persoonlijke omstandigheden, maar ontpopte zich tot potentaat toen ze zelf aan het roer kwam te staan. André van Duin vertolkte de rechte Nederlandse leer met zijn utopische schets van sociale en individuele vrijheid, maar zag over het hoofd dat die voor honderdduizenden landgenoten niet is weggelegd. Jeangu Macrooy dempt op voorhand kritische geluiden door aan negatieve recensies een gevoel van schuld over een beladen verleden te koppelen. Pieter Omtzigt opende ieders ogen voor het bestuurlijke verval en predikt macht en tegenmacht, maar draagt met zijn sultanistische werkwijze, die kritische bevraging en tegenspraak onmogelijk maakt, alleen maar bij aan verder verval.

 

De gewijde sfeer die de sacrosancte omringt heeft een verblindende uitwerking op de volgelingen en een verdovende op de tegenkrachten. Wie durft het aan een Heilige te bekritiseren, de maat te nemen of de les te lezen? Zoiets komt als een boemerang terug in het gezicht van de criticaster. Het is dit magische samenspel van ongrijpbare invloeden dat het aureool van heiligheid tot zo’n grote, risicovolle en zelfs gevaarlijke kracht maakt. Tot de heilige van zijn voetstuk dondert. Maar dan is het te laat. U bent gewaarschuwd!

 

Geert Dales

16 mei 2021

 

(wilt u geattendeerd worden op nieuwe publicaties, geef uw e-mailadres dan door via www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact. afmeldingen eveneens daar)

 

 

 

HOE EEN LACHEBEKJE HET LACHEN VERGING

 

Kent u die ervaring? Intuïtief voel je dat er bij iemand iets scheef zit, maar je krijgt de vinger er niet achter. En dan lees je op een dag dingen in de krant en denk je: ‘zie je wel, ik voelde het aan mijn klompen’.

 

Vandaag was het weer zover met de nieuwsberichten over de 480 miljoen euro die ABN-AMRO, nog steeds grotendeels in handen van de Nederlandse Staat, van ons dus, moet betalen aan het OM wegens het jarenlange faciliteren van witwassen en doorsluizen van crimineel geld. Nog pikanter zijn de berichten dat het OM drie oud-bestuurders op de korrel heeft voor een mogelijke persoonlijke vervolging. Daaronder voormalig CEO Gerrit Zalm, oud-minister van financiën, erelid van de VVD.

 

Eerst maar even de disclaimer: of het tot een vervolging van de bestuurders komt staat niet vast. En als het al zover komt geldt de onschuldpresumptie. Niemand is schuldig totdat de feiten bewezen zijn. Dat Zalm vandaag via zijn advocaat liet weten ‘onnodig beschadigd’ te worden lijkt mij enerzijds een gebruikelijke verdedigingslinie van een advocaat en anderzijds voorbarig. Zoals wij van zijn onschuld moeten uitgaan tot het tegendeel bewezen is, moet hij van de terechtheid van het onderzoek uitgaan totdat daarvan het tegendeel is gebleken. Dit is ter beoordeling aan het OM en de rechter, niet aan de advocaat van Gerrit Zalm.

 

mondhoeken hangen

Dat de Raad van Commissarissen van ABN-AMRO naar verluidt het bestuur onder leiding van Zalm meermaals heeft aangespoord actiever op te treden tegen dubieuze klanten en de toezichthouder de bank al vaker van nalatigheid had beschuldigd, moet de oud-minister reden geven tot grote zorg. Het lachen is hem dan ook per direct vergaan. De mondhoeken staan recht naar beneden, al was het maar omdat hij ineens zijn lucratieve bijbaantje als commissaris/toezichthouder bij Danske Bank kwijt is. Net als de CEO van die bank, de Nederlander Chris Vogelzang, die in een vorig leven lid was van de Raad van Bestuur van ABN-AMRO, onder leiding van Gerrit Zalm! Heerlijk, die vriendschappelijke banden. “Het gaat er niet om wat je kunt, maar wie je kent” . Tegeltjeswijsheden zijn zo gek nog niet.

 

Voor wie meer wil weten, hier de link:

https://danskebank.com/news-and-insights/news-archive/company-announcements/2021/ca19042021

 

neiging tot kleineren

Terug naar de intuïtie. Begin deze eeuw was ik een keer op bezoek in Zalms ministeriële werkkamer. Het gesprek ging over de privatisering van Schiphol. Als wethouder financiën van Amsterdam was ik niet alleen lid van de Raad van Commissarissen van de luchthaven, maar ook de aandeelhouder die beschikte over voldoende numerieke invloed om een eventueel privatiseringsbesluit van directie en commissarissen te blokkeren. Dat was ik overigens helemaal niet van plan. Inhoudelijk verschilden Zalm, pro privatisering, en ik niet van mening. Het was mij dan ook een raadsel waarom de minister van financiën tijdens dat onderhoud zo zijn best deed om door te laten schemeren dat hij machtiger was dan ik. Een beetje neerbuigend deed hij ook, wat ik al helemaal niet begreep. We waren partijgenoten en nimmer had ik enig dispuut met hem. Intuïtief mocht ik hem niet, maar dat was alleen in kleine kring bekend.

 

In 2006 trad de latere PvdA-leider Lodewijk Asscher aan als Amsterdams wethouder van financiën. Op zijn eerste dag moest de junior bestuurder op bezoek bij routinier Gerrit Zalm, ook al om over de privatisering van Schiphol te praten. Het toenmalige Amsterdamse College van B&W was tegen en het was aan Asscher om die boodschap aan Zalm, de veel machtiger rijksaandeelhouder over te brengen. Met knikkende knieën betrad de jeugdige Asscher de ministerskamer en werd meteen, gespeeld joviaal, begroet als ‘de Fidel Castro aan de Amstel’ die zo van Mahler hield. Zulke lolligheid kan heel intimiderend overkomen en zo heeft Asscher dat ook ervaren. Dat hij toch zijn poot stijf hield zal bij Zalm geen bewondering, maar immense ergernis hebben opgeroepen. De man houdt niet van tegenspraak, zeker niet van mensen die intellectueel en sociaal zijn meerdere zijn.

 

eerst maar eens een staatssecretariaatje

Zijn intrinsieke neiging tot kleineren van mensen die hij aan denkt te kunnen kwam goed uit de verf tijdens een fundraisingdiner met VVD-geldschieters in het chique Amsterdamse hotel l’Europe. Kort daarvoor was ik penningmeester geworden van de VPRO, een functie die Frank de Grave, op dat moment minister van defensie, ook had bekleed. Al eerder was ik in De Grave’s voetsporen getreden als Amsterdams wethouder van financiën en loco-burgemeester. Grappend zei ik tegen Frank “Ik ben van plan jou op te volgen in alle functies die jij hebt gehad”. Waarop de meeluisterende Zalm, vals kraaiend van plezier, uitkraamde “Eerst maar eens een staatssecretariaatje”.

 

Het wilde al met al niet vlotten met onze persoonlijke betrekkingen. Begin 2003 moest VVD-coryfee Annemarie Jorritsma na afloop van haar ministerschap aan een baan worden geholpen. Ze had het oog laten vallen op het burgemeesterschap van Almere. VVD-burgemeestersscout en toenmalig Tweede Kamerlid Willibrord van Beek had al meerdere VVD’ers benaderd met de aansporing te solliciteren. Hoe meer VVD-sollicitanten, hoe groter de kans. Ik was er een van. Nog voordat ik had besloten daadwerkelijk te solliciteren hing Gerrit Zalm aan de lijn. Dat daarvan geen sprake kon zijn. Ik was nog geen jaar daarvoor lijsttrekker geweest bij de gemeenteraadsverkiezingen en opnieuw wethouder. Het zou kiezersbedrog zijn. Dat laatste verbaasde me zeer, want Zalm zelf had in 2002, nog maar een paar maanden na haar lokale lijsttrekker- en wethouderschap in Leiden, VVD’er Melanie Schultz van Haegen staatssecretaris gemaakt in het eerste kabinet-Balkenende. “Was dat dan geen kiezersbedrog?” vroeg ik hem. Zalm kon er niet om lachen. Pas toen een tijd later Annemarie Jorritsma werd benoemd begreep ik de reden voor zijn interventie. (wie over deze en andere belevenissen meer wil weten raad ik mijn boek ‘Tien Zetels’ aan (www.bol.com).

 

Het verbaasde me na deze episode geenszins dat de dringende uitnodiging die ik in april 2003 kreeg van Nicoline Van den Broek–Laman Trip om, na de val van Balkenende-I wegens heisa met de LPF te komen praten over een post in het kabinet Balkenende-II tot niets leidde. Van den Broek, destijds fractievoorzitter in de Eerste Kamer, toenmalig partijvoorzitter Bas Eenhoorn en partijleider Gerrit Zalm gingen over de benoemingen. Zalm zal een keihard ‘njet’ hebben laten klinken toen mijn naam viel. Hij is niet alleen machtswellustig en neerbuigend, maar ook rancuneus. Die kiezersbedrog-opmerking van mij pikte hij gewoon niet. Ik moest snappen dat hij aan de touwen trok.

 

 

werkloze zoekt baan

Toen kwam een affaire die hem in het hart getroffen moet hebben. Zalm was de langstzittende minister van financiën ooit, welk feit hij te pas en te onpas opbracht. In 2006 kapte hij ermee en wachtte tot de telefoon ging om hem een bestuursvoorzitterschap van een grote bank aan te bieden. Discreet meldde hij hier en daar zijn interesse in het bestuursvoorzitterschap van de RABO-bank.

 

Maar de telefoon ging niet. In kringen van de haute finance waren ze niet vergeten hoe neerbuigend Zalm zich bij herhaling had uitgelaten over dat milieu. Oud ABN-AMRO topman Rijkman Groenink kon er boeiend over vertellen. Ze pruimden de lachebek simpelweg niet. Niet omdat hij, zoals hij zelf meende, van eenvoudige komaf was als zoon van een kolenboer, maar omdat ze geen zin hadden in iemand die keer op keer had afgegeven op de topmensen van de grootbanken.

 

Premier Jan Peter Balkenende en Zalms opvolger als minister van financiën Wouter Bos deden nog een poging hem benoemd te krijgen in de directieraad van de Nederlandse Bank, maar daar zette bankpresident Nout Wellink hem de voet dwars, zoals we hebben kunnen lezen op pagina 354 van het fascinerende boek ‘De Prooi’ van Jeroen Smit

 

Uit nood gooide de werkloze Zalm een hengel uit bij zijn Westfriese streekgenoot Dirk Scheringa. Die kon wel wat imago-upgrade gebruiken en hapte. Legendarisch is de foto (zie hieronder) waar een geforceerd schaterlachende Zalm bij Scheringa in het gevlei tracht te komen. Met succes. Eerst werd de gewezen minister ‘hoofdeconoom’ en daarna tegen een veelvoud van een ministerssalaris Chief Financial Officer van DSB, de bank die in 2009 met donderend geraas in elkaar stortte met achterlating van een spoor van vernieling onder weinig gefortuneerde klanten.

 

Zalm moet de ellende hebben voelen aankomen. Hij maakte zich in 2008 razendsnel uit de voeten toen hij alsnog aan de slag kon bij een echte bank: ABN-AMRO, na de financiële crisis gered door en in handen gevallen van de Staat. Daar trok Zalms opvolger Wouter Bos met de staatsaandelen aan de touwtjes en zo kwam het met Zalm toch nog goed. In zijn kielzog schoof ook Joop Wijn aan, de oud CDA-staatssecretaris onder Zalm en huisvriend van Bos die nu ook onder het vergrootglas ligt van het OM.

 

In maart 2010 werd Zalm, die toen al twee jaar CEO van ABN-AMRO was, in het programma ‘Pauw & Witteman’ aan de tand gevoeld over conclusies van een onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten naar het DSB-faillissement. Het begint nog redelijk ontspannen als de nerveuze Zalm vertelt niet getwijfeld te hebben of hij zijn reputatie aan DSB moest verbinden. De bank was een ‘luis in de pels van de grootbanken’, waarmee hij meteen duidelijk maakte waarom die grootbanken hem destijds niet binnenlieten. Wie zo over dat milieu praat hoort er niet thuis.

 

Bij iedere vraag over de ranzige verkoop- en incassopraktijken van de nepbank, die gedurende de volle looptijd van Zalms DSB-mandaat doorgingen, gaan de lippen harder trillen, de mondhoeken verder zakken en de handen vaker naar het voor hem staande glas whiskey. Zeker als de andere tafelgasten, waaronder journalist Frits Wester en financieel deskundige Peter Paul de Vries zich met het gesprek gaan bemoeien verslechtert het humeur van Zalm. Wie de beelden met de wetenschap van nu nog eens bekijkt (zie link naar de video onderaan deze tekst) vraagt zich in gemoede af hoe hij ooit op het hoogste pluche van een systeembank heeft kunnen belanden.

 

In 2009 schreef Gerrit Zalm het boek ‘De romantische boekhouder’. “De langstzittende minister van financiën ooit. Naamgever van de Zalmnorm. Leermeester van Wouter Bos. Drager van de trotse bijnaam ‘Il Duro’. Liefhebber van flipperkasten die Nederland in de euro bracht. Joviaal maar deskundig, vriendelijk doch gevreesd” aldus de flaptekst. Voor een nieuwe druk heb ik wat aanvullingen: dominant machtswellustig, behept met een intimiderende geldingsdrang, onderdanig naar boven en neerbuigend naar beneden. Bij DSB was zijn doel er de beste consumentenbank’ van te maken. Na die mislukking bood het bestuursvoorzitterschap van ABN-AMRO, dat hem volkomen onverwacht via de ons-kent-ons-route in de schoot viel, de ultieme kans op wraak na de vernederende afwijzingen door de banktoppers in 2006 en 2007. Een succes bij de bank van nota bene Rijkman Groenink zou alle miskleunen uit het verleden definitief uit het collectieve geheugen wissen. Van zoiets word je vanzelf overmoedig.

 

De mondhoeken hangen vandaag lager dan ooit. 480 miljoen down the drain, alsnog een afgebladderd blazoen en ook nog het OM achter je aan. Er is weinig reden tot lachen.

 

Grutte Pier

Door het NTR-programma ‘Verborgen Verleden’ weten we dat Gerrit Zalm een nazaat is van Pier Gerlofs Donia, in Friesland beter bekend als Grutte Pier, Grote Pier dus. Die was aan het begin van de 16e eeuw in de strijd om behoud van de Friese soevereiniteit tegen de Graven van Holland actief als aanvoerder van de ‘Swarte Heap’’ een ongeregeld leger van aan lagerwal geraakte strijders die vochten in een veldslag rond Medemblik en bij zeeslagen op de Zuiderzee. Honderden tegenstanders vonden de dood door toedoen van Grutte Pier zelf. Het beroemde zwaard van de reusachtig grote vechtersbaas uit Kimwerd is te zien in het Fries Museum te Leeuwarden. Toen ik daar burgemeester was keek ik er wel eens naar voor nieuwe inspiratie en strijdlust. Zou ik Gerrit Zalm ook willen adviseren. Hij zal het nodig hebben.

 

Geert Dales

19 april 2021

(Wilt u geattendeerd worden op nieuwe posts op mijn website geef uw mailadres dan door via de contactpagina op deze website. Reacties zijn welkom en worden, mits serieus, altijd beantwoord

 

 

 

 

WUFTE WIJSHEID

Lang geleden, het zal in 2005 geweest zijn, ging in mijn burgemeesterskamer te Leeuwarden de telefoon. Aan de lijn hing het secretariaat van de vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink. Of ik zin had om een keer met hem te praten over allerhande politiek-bestuurlijke vraagstukken.

 

De directe aanleiding was het verschijnen van het ‘Liberaal Manifest’, een boekwerkje van 85 pagina’s dat was opgesteld door een speciale VVD-commissie waarvan ik de voorzitter was. Het bevatte allerlei bespiegelingen over individuele vrijheid, de rol van de staat, burgerschap, grondrechten en identiteit en was bedoeld als aanzet tot een herijking van de grondbeginselen van de VVD.

 

Het Liberaal Manifest kreeg toen het in 2005 werd gepubliceerd veel aandacht in de media, zoals de Groene Amsterdammer (https://www.groene.nl/artikel/manifest-barst-van-de-liberale-nieuwigheden)

 

waarover spraken wij?

Dat was Tjeenk Willink niet ontgaan. Hij wilde er wel eens over praten. Mijn functies van burgemeester en korpsbeheerder van de regionale politie zullen meegespeeld hebben bij de invitatie.

 

Uiteraard nam ik de uitnodiging van de vice-president van de Raad van State, beter bekend als ‘onderkoning’, aan. Zoiets weiger je niet en ik ben, althans was, parmantig en ijdel genoeg om gevleid te zijn dat deze machtige figuur in ons democratische bestel mijn gedachten belangwekkend genoeg vond om er kennis van te nemen.

 

Zo geschiedde het dat ik op een mooie dag het Haagse Paleis Kneuterdijk betrad, waar begin 19e eeuw koning Willem I resideerde en later zijn zoon Willem II en diens echtgenote Anna Paulowna. Tegenwoordig huist daar de Raad van State. Het paleis is een ontwerp van de Franse bouwmeester Daniël Marot (1660–1752), die ook de hand had in het prachtige oude Stadhuis van Leeuwarden met zijn fenomenaal mooie burgemeesterskamer. Ik voelde me dan ook meteen thuis bij de onderkoning, wiens werkkamer uitzicht gaf op de Franse tuin aan de achterzijde van het paleis.

 

Anderhalf uur duurde ons gesprek, dat ik als uiterst plezierig, onderhoudend en interessant ervoer. Aantekeningen maakte ik niet. Ik kan dus niet meer nalezen waarover wij precies spraken en welke conclusies we trokken. Hoe boeiend de gedachtenwisseling ook was, geen enkele herinnering is me bijgebleven anders dan dat het een aangenaam gesprek was. Dit terwijl ik een beter geheugen heb dan menig politicus en me allerhande details uit gesprekken van soms decennia geleden nog feilloos kan herinneren.

 

 

met wufte wijsheid het debat ontlopen

Dit komt bij me op als ik de thans 79-jarige Tjeenk Willink weer als informateur over het Binnenhof zie wandelen. Hij is een eerzaam persoon die in een bepaald tijdsgewricht perfect paste. Het tijdsgewricht waarin heren en een enkele dame samenschoolden om op beschaafd-intellectualistische wijze maatschappelijk ordenend op te treden, conflicten weg te poetsen en te zorgen dat besturen kunnen besturen.

 

Het was de tijd waarin deftige verhandelingen over democratie, vertrouwen, de rechtsstaat en de gapende kloof tussen politici en burgers de indruk wekten van oprechte interesse van de politiek-bestuurlijke klasse in de noden van het gewone volk en alleen al daarom dempend werkten op politieke en sociale tegenstellingen. Op de gewone man, waaronder menige volksvertegenwoordiger, maakte dat indruk. Wat was het toch weer mooi opgeschreven in de jaarverslagen van de Raad van State, de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau of de adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Zo kunnen we weer verder.

 

Hedendaagse leveranciers van fraaie adviseursretoriek zijn oud-Rabotopman Herman Wijffels, oud-SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan en de voormalige onderkoning HermanTjeenk Willink. De oud-commissaris van de Koning in Brabant, thans rector magnificus en voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Tilburg Wim van de Donk kan er ook wat van. Beschaafde lieden, bedachtzame uitstraling, eloquent en altijd klaar om ons te vertellen over normatieve kaders, gapende kloven en noodzakelijke dialogen. Gemeenschappelijke karakteristiek van deze heren is dat geen van hen ooit voor de hete vuren van het politieke bestuur heeft gestaan. Alle vier waren of zijn ze ook deeltijd-hoogleraar, wat de status en statuur van hun woorden danig opwaardeert.

 

Wie de term bedacht heeft weet ik niet meer, maar toen iemand op dergelijke intellectualistische, ogenschijnlijk weldoordachte en in fraaie bewoordingen opgeschreven verhandelingen de kwalificatie ‘wufte wijsheid’ plakte zag ik het ineens: dit is niet bedoeld om debat uit te lokken, maar juist om het tegen te gaan. De kunst is vraagstukken zo te verwoorden dat iedereen in onzekerheid raakt of de voorgeschotelde probleemanalyse en aanbevelingen gelden als oprechte inzet voor maatschappelijke verandering, of juist bedoeld zijn om de status quo te handhaven en oproerkraaiers de mond te snoeren.

 

Wufte wijsheid is een machtig instrument in handen van de verbaal begaafde representant van de zittende macht, die met een aureool van weldenkendheid, al dan niet geveinsde betrokkenheid en gespeelde intellectualistische superioriteit imponeert en onzekerheid veroorzaakt over de werkelijke bedoelingen. Wanhopig vraag je je af: is hij zo intelligent of ben ik zo dom?

 

 

wat wil hij nou eigenlijk?

Terugdenkend aan mijn conversatie met Herman Tjeenk Willink moest ik hieraan denken. Ik was onder de indruk van zijn analytisch vermogen en begaafdheid om zijn gedachten in tot de verbeelding sprekende bewoordingen te vatten. Tevreden en voldaan ging ik naar huis, maar wat had hij me nou eigenlijk verteld? En waarom is me dat niet bijgebleven?

 

De vraag is of deze aanpak heden ten dage nog werkt. Ik denk van niet. Tjeenk Willink zelf had ook al twijfels. Toen hij op 6 april door de Kamervoorzitter werd benaderd om informateur te worden was zijn reactie “Het is armoede als je moet constateren dat je alleen bij een 79-jarige kan uitkomen, hoe leuk dat voor die 79-jarige ook voor één dag is. Maar het is niet goed”. Je vraagt je af waarom hij dan 'ja' gezegd heeft op het verzoek. Hij is toch niet de enige in Nederland die zo'n klus kan klaren?

 

Inmiddels klagen allerlei Kamerleden steen en been over de handelwijze van de voormalige onderkoning in zijn hernieuwde rol als informateur. Volgens de motie-Kaag was zijn opdracht om ‘in gesprekken met vertegenwoordigers van alle fracties te verkennen op welke wijze de vorming van een kabinet kan plaatsvinden en hierbij in het bijzonder te onderzoeken of en, zo ja, onder welke voorwaarden er voldoende vertrouwen tussen partijen bestaat of weer kan ontstaan om een breed gedragen weg uit de impasse te vinden’.

 

De gesprekkenreeks van de informateur gaat veel verder dan dit mandaat. Jan en alleman komt voorbij. De Kamer had kunnen weten dat Tjeenk Willink de man is van de brede beschouwingen, van de esoterische discussies met interessante gesprekspartners, van de vergezichten over de democratische orde, rechtsstaat en vertouwenskloof, gevat in imposante teksten waarvan je na een tijdje allen nog maar weet dat ze eloquent waren. Het is de methode van dempen en appaiseren die in een ander tijdsgewricht wellicht prima werkte, maar niet in het huidige.

 

 

andere tijden, andere methoden

Nog maar een paar weken geleden werd een motie van wantrouwen tegen de minister-president nipt verworpen en een motie van afkeuring tegen het Kamerlid Rutte met algemene stemmen minus zijn eigen partij aangenomen. De jongste ontwikkelingen in de ‘toeslagenaffaire’ (https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5226484/mark-rutte-toeslagenaffaire-ministerraad-tweede-kamer-pieter) vormen extra aanleiding voor de vaststelling dat we met wufte wijsheid de bestuurscrisis niet te boven komen.

 

Deze tijd vraagt niet om intellectualistische beschouwingen over ‘vertrouwen’ of ‘macht en tegenmacht’, noch een fraai geformuleerde regeringsagenda met vergezichten, maar om een hardhandig afrekenen met de ingeslopen bestuurscultuur van verdoezelen, achterhouden, afdekken, tegenwerken, verzwijgen, liegen en bedriegen. Dit is een ander tijdsgewricht dat om andere spelers en andere methoden vraagt.

 

Geert Dales

22 april 2021

 

 

 

 

 

EEN VIJF-EN-EEN-HALF VOOR VLIJT

 

Jacqueline Biesheuvel-Vermeijden is een eerbiedwaardige mevrouw. De juriste bekleedde mooie functies in de Emancipatieraad, de Centrale van Plattelandsvrouwenorganisaties en het Convent van Christenvrouwen. Van 1994 tot 2002 was ze lid van de gemeenteraad van Den Haag voor het CDA.

 

In diezelfde periode was haar man Pieter Jan Biesheuvel lid van de Tweede Kamer, eveneens voor het CDA. Niet zo’n gekke partijkeuze als je een achterneef bent van Barend Biesheuvel, die de wat ouderen onder ons zich herinneren als ‘mooie Barend’, de man die begin jaren ’70 enige tijd minister-president was namens de ARP, een partij op christelijke grondslag die later opging in het CDA.

 

Jacqueline Biesheuvel werd in 2000 directeur Constitutioneel Proces van de Tweede Kamer, op een moment dus dat haar echtgenoot nog lid van die Kamer was. Met de wetenschap en in het perspectief van nu en zeker met de wetenschap van nu over de corrupte belangenverstrengelingen in het CDA, in het bijzonder in Limburg, zou zo’n familiaire betrekking in een werksituatie als hoogst onwenselijk worden gekwalificeerd. Schijn van en zo.

 

Echtgenoot Pieter Jan vertrok in 2002 uit de Kamer. Jacqueline’s benoeming in 2004 tot griffier van de Tweede Kamer gaf vanuit integriteitsperspectief dan ook geen reden tot bezwaar, al zou ik zelf weg hebben willen blijven bij iedere schijn dat voorafgaande posities in Haagse kringen meetelden bij een dergelijke gewichtige benoeming.

 

De griffier van de Tweede Kamer is de hoogste ambtelijk leidinggevende van het Kamerpersoneel en belangrijkste ambtelijk adviseur voor de Kamervoorzitter. Deze functie bekleedde Jacqueline Biesheuvel tot 2015. Bij haar afscheid kreeg ze door toenmalig Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg namens Zijne Majesteit de versierselen opgespeld die behoren bij de onderscheiding ‘Officier in de Orde van Oranje-Nassau’. Getooid met de bijbehorende parafernalia en kijkend door een suave bril hield mevrouw Biesheuvel bij haar afscheid als griffier een toespraak in aanwezigheid van de minister-president. Daarin verhaalde ze over haar grootvader mr. Jan Terpstra, minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap in het derde kabinet Ruijs de Beerenbrouck (1929-1933) en ARP-Kamerlid van 1933 tot 1952. Het moge duidelijk zijn: mevrouw Biesheuvel is niet van de straat.

 

Vijftien jaar vertoefde zij in de ambtelijke top van de Tweede Kamer, waarvan elf jaar als hoogste baas. Dan heb je wat gezien, gehoord, te vertellen en aan te bevelen, zou je denken. Zo niet Jacqueline Biesheuvel. Haar afscheidsrede was een monument van nietszeggendheid. Een opsomming van hoogtepuntjes en obligate bedankjes. Niveau schoolkrant. De tekst bevat geen enkele belangwekkende, laat staan originele gedachte.

 

(voor wie het lezen wil: Google-zoekopdracht ‘afscheidstoespraak jacqueline biesheuvel’ en daarna doorklikken op de link ‘koninklijke onderscheiding voor vertrekkend griffier’. Onderaan bevindt zich weer een link naar de toespraak)

 

Met deze bevindingen is het even verbazingwekkend als veelzeggend dat mevrouw op 1 januari 2020 weer opdook in de Kamerburelen, nu als ‘adviseur integriteit van de Tweede Kamer’. In die rol moet zij Kamerleden van advies dienen over de uitleg en toepassing van regels op het gebied van integriteit. Denk aan het gebruik van vergoedingsregelingen, de registratie van nevenfuncties en inkomsten en meer in het algemeen het gedrag van een Kamerlid. Zij oordeelt daar niet over, zij adviseert slechts en dat alleen als een Kamerlid erom vraagt. Haar adviezen zijn vertrouwelijk, tenzij het Kamerlid zelf besluit tot openbaarmaking. Tot dusverre gebeurde dat niet, wat betekent dat Kamerleden haar ofwel niets gevraagd hebben, of de gevraagde adviezen niet bevorderlijk waren voor het aanzien van het Kamerlid en dus onder de pet moesten blijven.

 

Conform opdracht van het Presidium van de Tweede Kamer, bestaande uit de voorzitter en de ondervoorzitters, dient de adviseur integriteit ‘uiterlijk in februari van het volgende kalenderjaar’ een geanonimiseerd jaarverslag uit te brengen. Jacqueline’s eerste jaarverslag aan het presidium verscheen op 22 april 2021. Minstens twee maanden te laat dus. Was dat al geen beste beurt, wie het verslag tot zich neemt moet ook nog eens concluderen dat het qua nietszeggendheid haar afscheidstoespraak naar de kroon steekt. Wat heeft die mevrouw in godsnaam zitten doen in het afgelopen jaar?

 

Terwijl zich rondom Kamerleden het ene na het andere integriteitsschandaal ontrolde, zoals graaien uit declaratiepotten, dronkemansritten over snelwegen, liegen en bedriegen en zelfs prostitutie in het Kamergebouw, tikte Jacqueline Biesheuvel vijf-en-een half A4-tjes bij elkaar zonder ook maar de minste belangwekkende mededeling.

 

Ze klaagt wat over gebrekkige ondersteuning, prijst het waardevolle contact met haar collega in de Eerste Kamer, legt uit dat ze bij ontvangst van een adviesverzoek eerst de ontvankelijkheid beoordeelt, licht toe wat wel en vooral niet onder haar mandaat valt -veel niet- en besluit met de mededeling dat ‘geen andere conclusies zijn te trekken dan dat de informatie over integriteitsregels gemakkelijk toegankelijk moeten zijn’ en ‘dat het aanbeveling verdient integriteitsregels met een zekere regelmaat onder de aandacht van de Kamerbewoners te brengen’.

 

Dank u wel.

 

In haar jaarverslag meldt ze dat ze van plan was geweest bij alle Kamerfracties op kennismakingsbezoek te gaan maar dat dit vanwege corona beperkt is gebleven tot slechts één fractie. Ze meldt het niet expliciet –vertrouwelijk, nietwaar- maar ik kan verklappen dat het de fractie van 50PLUS betrof.

 

Als partijvoorzitter woonde ik de fractievergaderingen bij en het bezoek van Jacqueline Biesheuvel staat mij nog levendig voor de geest. Net als in haar jaarverslag legde ze haar opdracht, mandaat en de te volgen procedures uit. Het gesprek met de ongeïnteresseerde en onvoorbereide fractie liep inhoudelijk voor geen meter.

 

Als gebruikelijk keek fractievoorzitter Henk Krol verlangend in mijn richting voor de nodige Schwung. Ik vertelde de integriteitsadviseur over mijn ervaringen als bestuurlijk verantwoordelijke voor integriteitsbeleid in het Amsterdamse College van B&W in het begin van deze eeuw. Pro-activiteit was daar het parool. Niet wachten tot een ander, een journalist bijvoorbeeld, met iets komt, maar zelf erop af. Openheid betrachten. Analyses maken. Kwantitatieve rapportages. Trends en ontwikkelingen. Aanbevelingen doen en zorgen dat die geïmplementeerd worden. Op mijn vraag of die aanpak ook de hare was antwoordde ze: “Nee, dat zit helaas niet in mijn mandaat”. Waarop ik vroeg: “Waarom heb je het dan aanvaard?” Dat was het moment waarop de fractieleden mij aankeken met een blik van: Geert, je bent de partijvoorzitter, geen lid van de Tweede Kamer.

 

De Tweede Kamer heeft niet alleen een adviseur integriteit, maar ook een gedragscode en een College van Onderzoek Integriteit waar iedere burger klachten kan indienen over schending door Kamerleden van die gedragscode. Het lijkt heel wat maar stelt vooralsnog, gelet op de beperkte reikwijdte van de gedragscode, niet veel voor.

 

Het College is al een maand geleden benoemd. De adviseur integriteit loopt er al bijna anderhalf jaar rond. Ik durf te wedden dat niemand, behalve een enkele ingewijde of een geïnteresseerde journalist, dit weet. De Tweede Kamer heeft er op geen enkele wijze actief over gecommuniceerd. Als je op de zoekfunctie van www.tweedekamer.nl trefwoorden intoetst als ‘adviseur integriteit’, ‘college van onderzoek’, ‘klachten over Kamerleden’, ‘gedragscode’ en dergelijke beland je in een ondoorgrondelijk woud van Kamerstukken waar geen normaal mens een touw aan kan vastknopen. Nergens een handzaam PDF’je waarin het allemaal helder wordt uitgelegd. Nergens een portal waar je terecht kunt met vragen.

 

Nee, een slordig getikt nietszeggend jaarverslagje van de integriteitsadviseur aan het Presidium, dat mij bij toeval in handen viel en dat ik, hoewel goed geïnformeerd en bedreven in het doorzoeken van het dichte digitale Tweede Kamerwoud, anders nooit onder ogen had gekregen. Daarmee moeten we het doen.

 

Ik ben in een milde bui. Laten we zeggen dat de aanwezigheid van de integriteitsadviseur, de aanvaarding van de gedragscode en de instelling van het College van Onderzoek Integriteit hoopvolle signalen zijn in een wereld vol integriteitsschendingen. Het begin is er, nu nog de uitwerking. Ik geef voor elke pagina die Jacqueline Biesheuvel voltikte één punt. Dat wordt dus een vijf-en-een-half. Voor vlijt.

 

Jacqueline Biesheuvel heeft een benoeming op zak voor zes jaar. Als het Presidium voetstoots genoegen neemt met de prestaties in haar eerste jaar verlies ik ieder geloof in de oprechtheid van de Kamer om serieus werk te maken van het integriteitsbeleid. Reikhalzend zie ik ook uit naar de eerste levenstekens van het College van Onderzoek.

 

Voor zover u het niet weet: iedere burger kan daar terecht met klachten over het gedrag van Kamerleden. Grijp uw kans, zodra u uitgevonden heeft waar die in te dienen. Ik kan het u niet vertellen.

 

Geert Dales

26 april 2021

 

 

 

FREE AMALIA !

hoe de prinses Latifa van Nederland mij het laatste zetje gaf

 

Prachtige Koningsdag weer, in Eindhoven deze keer. De familie trok erop uit om op de High Tech Campus van de universiteit twee uurtjes door te brengen als gast van een overenthousiaste burgemeester John Jorritsma, wiens ambtsketen behoort tot de buitencategorie qua protserigheid en afmetingen. Onbedoeld gaf dat extra accent aan de kolderieke vertoning die ons werd voorgeschoteld, compleet met transport in maffe autootjes en een regioquiz van het kaliber ‘In welk Brabants dorp werden vorig jaar de meeste baby’s geboren?’ Team Oranje won.

 

Mijn aandacht werd vooral getrokken door prinses Amalia. In 2019 -het kind was toen 15 jaar oud- werd ze tijdens de Koningsdagviering in Amersfoort geïnterviewd door een journalist van RTL. Het was voor mij de eerste keer dat ik de kroonprinses wat langer hoorde praten en dat deed ze goed. Rustig, keurige Beatrixiaanse dictie, beschaafde en vriendelijke antwoorden in elegante volzinnen.

 

Wat vooral indruk maakte was haar reactie op de opmerking van de interviewer “Het lijkt me af en toe ook wel een beetje gek, al die ogen die op u gericht zijn”. “Ja”, sprak de 15-jarige, “het is af en toe nog onwerkelijk voor mij om me te realiseren dat dit nu echt mijn leven is”.

 

Hartverscheurend. Daar sta je dan, aangestaard door hordes omstanders, bekeken door miljoenen televisiekijkers. Te veinzen dat je het feest geweldig vindt en er elk jaar reikhalzend naar uitziet. Beleefd antwoord gevend op onnozele vragen over de malle capriolen van het uitzinnig uitgedoste publiek dat van Koningsdag weer een ‘evenement om nooit te vergeten’ maakte.

(video van het gesprek hieronder; vanaf 1’18” spreekt Amalia).

 

Mij raakte het te zien dat bij deze jonge intelligente, talentvolle en sympathieke vrouw het besef was ingedaald wat haar te wachten staat. Een levenslang verblijf in een mallemolen waaruit geen ontsnappen mogelijk is. Omringd door hermelijnvlooien, hielenlikkers, vleiende hoogwaardigheidsbekleders, knipmessende bedienden, amechtig volk en beveiligers die geen seconde van je zijde wijken. Lastiggevallen door journalisten en fotografen. Slachtoffer van anonieme twitteraars met bagger over je uiterlijk. Beroofd van de vrijheid om eigen keuzen te maken over opleiding of werk en beperkt in het sociale verkeer met vrienden en vriendjes. Zodra je een voet buiten de deur zet kun je iedere seconde ten prooi vallen aan mensen met bijbedoelingen. Het moet beklemmend zijn.

 

In Eindhoven deed zich opnieuw zo’n hartverscheurend moment voor toen de drie koningsdochters los gingen tegenover het aanwezige journaille. Op de vraag aan Amalia of ze met spanning uitzag naar haar 18e verjaardag –de dag waarop ze grondwettelijk in aanmerking komt voor de troonsopvolging- antwoordde de prinses er net zo weinig spannends in te zien als in haar 17e verjaardag en dat was ook al niks bijzonders geweest.

 

Het was niet genoeg voor de journalist. “Hoe bereidt u zich voor op uw nieuwe rol”. “Ik bereid me vooral voor op mijn aanstaande schoolexamen” antwoordde Amalia. Die was raak! Maar het ergste moest nog komen. Zus Alexia vertelde blij te zijn dat zij in haar leven dingen kon gaan doen die bij haar pasten en waar haar talent en passie lagen. Amalia gaf geen krimp, maar het moet haar als een mokerslag getroffen hebben. Wat een eenzaamheid, wat een verdriet.

 

Bij mij kwam een sterk gevoel van mededogen op. Niet alleen met de kroonprinses, maar met de hele koninklijke familie. Als ik naar hen kijk zie ik niet zozeer de privileges van wonen in paleizen, riante salarissen, fiscale voordelen, regeringsvliegtuigen, buitenhuizen, mooie boten, tiara’s in het haar en andere glitter and glamour, maar het onmenselijk knellende harnas van artikel 24 van de Grondwet en alles wat daaruit voortvloeit en ermee annex is. Niemand maakt mij wijs dat dit een leuk leven is.

 

Het erfelijk staatshoofdschap, in ons land in de vorm van het koningschap, is in strijd met artikel 3 van de Grondwet: ‘Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar’. Het is ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 van de Grondwet. Het is strijdig met het uitgangspunt dat voor benoeming in openbare functies kwalitatieve criteria leidend moeten zijn. De grondwet bepaalt evenwel dat de oudste nakomeling van de koning de erfopvolger is, niet de bekwaamste. De financiële, fiscale, en procesrechtelijke uitzonderingsposities en privileges van de Koning zijn strijdig met ieder gevoel van gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en eerlijkheid en passen totaal niet in hedendaagse maatschappelijke verhoudingen, zeker niet in het egalitaire Nederland. Het is hier Thailand niet.

 

Maar dit is niet mijn punt, netzomin als ik me erg druk maak over de schandaaltjes die de leden van ons Koningshuis steevast omringen. Recent de Griekse vakantie in coronatijd, het gesjacher met natuursubsidies voor Kroondomein Het Loo, fiscale ontsnappingsroutes om erfbelasting te drukken, irreglementaire kunstverkopen en het maandenlange afsluiten van natuurgebieden ‘uit respect voor de leefomgeving van de Koning’, die ongestoord op jacht moet kunnen met zijn vrienden. Ik probeer me dan in te leven in hun biotoop, die in alles onvergelijkbaar is met die van de gewone man en waarin andere referentie- en toetsingskaders gelden. Gesjoemel is onvergeeflijk, ook in koninklijke kring, maar de ontsnappingsdrang met dito gedrag kan ik billijken. Behalve de jongste generatie heb ik ze allemaal meermaals ontmoet en kunnen vaststellen dat het aardige mensen zijn, wars van hautain en neerbuigend gedrag. Dat stemt mild.

 

Mijn punt is ook niet dat de monarchie veel geld kost. Kunst en cultuur kosten ook veel geld en als echte liefhebber ben ik de laatste die daarover zal zeuren. Of het Koningshuis economisch wel of niet rendeert interesseert me evenmin. Dat handelsmissies onder leiding van een koning succesvoller zijn dan die onder leiding van een minister is nimmer wetenschappelijk bewezen, netzomin als het vermeende positieve causale verband tussen een monarchistische staatsvorm en economische welvaart. Tegenover ieder voorbeeld van zo’n gunstige correlatie plaats ik moeiteloos drie voorbeelden van het tegendeel, waarbij ik het nog niet eens heb over het enorme afbreukrisico voor het imago van een land als je een zwendelaar als de Spaanse koning Juan of een moordenaar als de Nepalese kroonprins Dipendra aan het roer krijgt.

 

Maar ook daar gaat het me niet om. Zelfs niet om de schending van het rechtsstatelijk en democratisch beginsel van scheiding der machten, met een ongekozen staatshoofd die lid van de regering is, aan het hoofd staat van de bestuursrechtelijke macht en wiens handtekening nodig is om wetten in werking te zetten of benoemingen voor hoge posities te bekrachtigen. Zeker sinds de koning sinds 2012 buiten de kabinetsformatie is gezet maak ik me geen zorgen over enig misbruik van bevoegdheden.

 

Mijn punt is dat wat wij de koning en straks koningin Amalia aandoen in strijd is met de menselijke waardigheid en met internationale verdragen. Wij ontnemen onschuldige mensen de vrijheid, zoals Mohammad bin Rashid al-Makhtoum, de sjeik van Dubai, dat deed met zijn dochter prinses Latifa. Ik geef toe, in termen van fysieke leefomgeving gaat de vergelijking mank, want Latifa moet het doen met een villa van een paar honderd m2 terwijl Amalia stad en land kan afreizen. Maar het principe is gelijk. Onder koninklijk mom wordt iemand beroofd van de vrijheid en dat mag niet. Het is in strijd met letter en geest van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. In strijd met de artikelen 8, 9 en 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. En wat betreft Amalia tot haar 18e verjaardag ook nog eens in strijd met de artikelen 12, 13, 14 en 16 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.

 

In 2015 werd in Nederland het rondtrekken en kunstjes vertonen met circusdieren verboden. Er is gelukkig een sterke trend waarneembaar om dieren, die zelf geen keuzevrijheid hebben, te vrijwaren van een algemeen als onwenselijk beschouwde behandeling, zoals te krappe kooien in dierentuinen of eenzame opsluiting in een weilandje achteraf.

 

Als een levend wezen niet op eigen kracht fysieke en sociale vrijheid kan verwerven of weet te voorkomen misbruikt te worden als vermaaksobject, is het zaak dat de samenleving inspringt. Dat geldt voor dieren, maar ook voor mensen. Het is treurig te zien hoe zo’n sprankelende jonge vrouw als prinses Amalia rechtstreeks afkoerst op een droevig lot, dat ze mogelijk zelf ook niet wenst en waar ze niet in vrijheid over kan beslissen. Op zijn minst moet zij de gelegenheid krijgen om voor de eer te bedanken, zonder dat daar meteen grote woorden als ‘constitutionele crisis’ bij vallen, zoals gebeurde toen haar grootmoeder Beatrix ten tijde van het Lockheed-schandaal liet weten moeder Juliana niet te willen opvolgen als vader Bernhard te hard zou worden aangepakt.

 

Amalia’s scherpe optreden van gisteren heeft mij definitief over de streep getrokken. Al langer speelde ik met de gedachte, maar vandaag is het zover: ik ben lid geworden van ‘Republiek’, het onlangs in een nieuw jasje gestoken ‘Republikeins Genootschap’ (www.republiek.org). Ik kan het niet langer aanzien. De monarchie moet weg, de vrijheid terug. Voor ons, maar vooral voor hen.

 

Free Amalia!

 

Geert Dales

28 april 2021

aanmelden voor updates:

www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact

 

 

 

 

THE LAST POST VOOR EN OVER 50PLUS

 

Als ouderen over seks gaan praten weet je dat het foute boel wordt.

 

Elke dag vraag ik me af ‘kan het nog gekker’ en elke dag is het antwoord op die vraag: ‘ja’, zei ik in het voorjaar van 2020 in een radio-interview. Aanleiding waren de aanhoudende ruzies en gekkigheid in de politieke partij 50PLUS waarvan ik op dat moment voorzitter was.

 

Vandaag, een jaar na het einde van mijn voorzitterschap, is die tekst nog steeds actueel. Absoluut hoogtepunt van de dagelijkse 50PLUS gekkigheid was het interview met partijvoorzitter Jan Nagel op Bevrijdingsdag 5 mei. Jan ging ineens over seks praten.

 

Hij beging de zeldzame indiscretie om gewag te maken van een –inmiddels verbroken- geheime verhouding tussen het enig overgebleven Tweede Kamerlid Liane den Haan en vice-partijvoorzitter Gerard van Hooft. In die relatie was onmin ontstaan en dat gooide Nagel via de nationale televisie op straat, wetend welke verwoesting hij daarmee aanrichtte in privé-levens van mensen die dit vermoedelijk liever voor zich hadden gehouden.

 

Nagel suggereerde daarbij ook nog, quasi-verontwaardigd kijkend, dat er van onwenselijkheden sprake was geweest, door te melden dat de vice-voorzitter een integriteitsklacht tegen het Kamerlid had ingediend. Den Haan was over de schreef gegaan, moesten we hieruit opmaken. Je zag de woorden ongewenst/intimiteit/#metoo door het beeld zweven. Jan genoot zichtbaar. Dit was zijn moment.

 

Die truc om anderen te beschadigen door valse beschuldigingen en dusdoende veren op de eigen hoed te planten herkende ik meteen. Nagel heeft zoiets ook met mij geprobeerd door roddels te verspreiden en bij de pers in te steken dat ik het zou hebben aangelegd met een junior medewerker van het partijkantoor (zie www.geertdales.com/publicaties: het artikel ‘Een omgekeerd #metoo’tje’). Met dat kletsverhaal, dat ik gelukkig dankzij een attente informant onschadelijk kon maken voordat het zijn verwoestende werking kon krijgen, probeerde hij gezag voor zijn voorzitterschap te verwerven. Die Dales deugde niet. Hij, Nagel, zou het wel even regelen.

 

Dat is smadelijk mislukt. Krol en ik brachten 50PLUS op tien zetels in de peilingen. Nagel heeft er in driekwart jaar nul in de Tweede Kamer van weten te maken. “Ik weet hoe je een goede lijsttrekker moet vinden. Ik weet hoe je verkiezingscampagne moet voeren. Ik weet hoe je reclamespotjes moet maken. Ik weet hoe je lijsttrekkers aan tafel krijgt in de talkshows. Ik weet hoe je een krantencampagne voert. Na vijftig jaar weet ik wat effectiever is. Alleen ik kan de partij redden”. Hij zei het letterlijk zo in een even hilarisch als krankzinnig interview in de NRC, kort na zijn hernieuwde aantreden als voorzitter.

 

Met het vertrek van het enige overgebleven Kamerlid Liane den Haan uit 50PLUS is de partij dood. Het hoofdpodium is weg. Er zitten nog wel twee 50PLUS’ers in de Eerste Kamer en een aantal in provinciale staten en gemeenteraden, maar daar regel je niet de corebusiness van 50PLUS –behoud van een goed pensioenstelsel en inkomenszekerheid op latere leeftijd- dus de kans dat 50PLUS herrijst is nihil. En dat is maar goed ook. Die partij kan de beloften aan de kiezers nooit waarmaken.

 

In mei 2020 besloten de reeds gekozen lijsttrekker Henk Krol en ik het dolhuis te verlaten. In mijn boek Tien Zetels; hoe 50PLUS ten onder ging en wat we daarvan leren (uitgeverij Prometheus, november 2020, te bestellen via www.bol.com of te koop in de boekwinkel) heb ik de doldrieste avonturen in die partij beschreven, legde ik uit dat het 50PLUS-DNA zich niet laat muteren en waaraan dat ligt.

 

Toen al voorspelde ik de dood van 50PLUS, ondanks zijn grote kiezerspotentieel. De krankjorume reglementen die voorzien in een kleine honderd statutair vastgelegde functies voor ‘apparatsjiks’, in een partij zo klein als 50PLUS, vormen een garantie voor permanente ruzie. Eenmaal op een of ander pluche gezeten –lid van het partijbestuur, lid van een afdelingsbestuur, lid van een of andere commissie, lid van een adviesraad- laten de immer betwetende senioren zich nimmer meer verdrijven en gaan ze zich te buiten aan gekonkel, geroddel, gestook en geruzie.

 

Daarmee ontstaat de tweede factor die 50PLUS naar de ondergang heeft gebracht: de partijcultuur. Die is negatief, achterbaks, conflictueus, polariserend en afgunstig. Kwaliteit is een bedreiging, middelmaat en minder zet de toon.

 

We zijn gesaboteerd, geïntimideerd en gepest” schreven Liane den Haan en haar twee naaste medewerkers in een evaluatiedocument. “Niets van waar” loog Jan Nagel. ‘Heel voorstelbaar’ dacht ik. Het overkwam mij ook. Ik was nog geen week voorzitter of het gedonder begon al met een idiote mail van de 50PLUS-fractievoorzitter te Venlo aan alle 50PLUS-Kamerleden, waarin in dronkemanstaal nare dingen over mij werden geschreven. Zelf kreeg ik die mail niet. Niet veel later kreeg mijn echtgenoot thuis een anonieme brief vol vuilspuiterij en beledigingen aan mijn adres met het dringende advies mij te bewegen me terug te trekken als voorzitter. Het zou anders heel slecht met me aflopen. En zo ging dat maar door. Tot de allerlaatste dag en ook nog daarna. Jan Nagel speelde in dat alles de hoofdrol.

 

De bekende Leidse hoogleraar Afshin Ellian vroeg op Twitter of iemand de beleefdheid kon hebben deze partij op te heffen. Hij heeft groot gelijk. 50PLUS verbrandt jaarlijks zo’n 700.000 euro belastinggeld in de vorm van partijsubsidie. Tel daarbij de kosten voor circus 50PLUS in de Tweede Kamer en je zit zo op anderhalf miljoen euro per jaar. Voor dat enorme bedrag koopt de kiezer niets anders dan gezeur, geruzie, gekonkel en gênant wangedrag. Met een Kamerlid dat hele andere koek verkoopt dan waarvoor de kiezers op 50PLUS stemden.

 

Met het concept van een ouderenpartij is niets mis. Met de uitvoering wel. Zeker bij 50PLUS. Het nieuwe bestuur dat zaterdag 8 mei wordt gekozen staat dan ook maar één taak te wachten: zo keurig mogelijk de liquidatie van de Vereniging regelen, met goede zorg voor de medewerkers die al op straat zijn komen te staan en voor wie nog ontslag wacht. Met een nette afronding van de financiën en verantwoording aan het Ministerie van BZK. Met het opzeggen van het huurcontract van het partijkantoor. En vooral met beleefde excuses aan de leden en aan de kiezers die in de steek zijn gelaten door een stel roekeloze egotrippers zonder geweten. Jan Nagel wist zo goed hoe je een krantencampagne moest voeren. Ik zeg: grijp je kans!

 

De compositie ‘The Last Post’, een voor trompet geschreven stuk in Cmajeur bedoeld als muzikale dagafsluiter na het controleren van de militaire posten, heet in Frankrijk ‘Aux Morts’. Ik speel piano en geen trompet. Was het anders zou ik nu gaan blazen. Hoe dan ook, dit was mijn laatste ‘post’ over 50PLUS. Nu ben ik er wel klaar mee. Tijd voor wat nieuws!

 

Geert Dales

6 mei 2021

(aanmeldingen voor updates over nieuwe publicaties: www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact)

 

 

 

 

NOGMAALS 'JAN FOR PRESIDENT': DAT KABINET RUTTE-IV KOMT ER NIET

 

 

NOGMAALS 'JAN FOR PRESIDENT': DAT KABINET RUTTE 4 KOMT ER NIET

 

Op 4 april noemde ik in mijn publicatie 'Jan for President' minister-president Mark Rutte de Johan van Oldenbarnevelt van deze tijd. Net als de raadspensionaris van de Staten van Holland in 1619 zit hij in een opkamertje bij het Binnenhof maandenlang zijn onthoofding af te wachten. Anders dan vier eeuwen geleden zal er geen bloed vloeien. Maar "met het premierschap van Mark Rutte is het gedaan", was mijn stelling, die ik met argumenten onderbouwde.

(voor wie het nog eens wil nalezen staat hieronder de volledige tekst van mijn blog van 4 april)

 

Indachtig de tegeltjeswijsheid 'De tijd heelt alle wonden' analyseerde de parlementaire journalistiek na het desastreuze Kamerdebat over 'functie elders' van 1 april dat de 'overlevingskunstenaar' Rutte toch nog kans zou zien om 'geitenpaadjes' -wat een vreselijk jeukwoord uit het Haagse jargon overigens- te vinden op weg naar Rutte-IV.

 

Zeker toen de MP steeds vaker begon te praten over 'radicale ideeën' die hij zou ontwikkelen over bestuurlijke vernieuwing, waarbij de woorden 'macht en tegenmacht' uit zijn mond rolden alsof hij nooit met iets anders bezig was geweest, kakelden de Xander van der Wulpsen, Joost Vullingsen en Ron Fresentjes van deze wereld elkaar en andere collega's na dat de situatie na de breed aangenomen motie van afkeuring van D66 en CDA heel anders was geworden. De wijze Tjeenk Willink had goed werk afgeleverd en het pad bereid voor een doorstart van de VVD-leider. Die waste in zijn eindverslag als informateur (zie het stuk ‘WUFTE WIJSHEID-II op www.geertdales.com/archief ) de hoofdrol van Rutte in het ontstaan van een monistische bestuurscultuur, vol achterkamertjesoverleg en tegenwerking van kritische geesten, wit door te betogen dat Rutte niet als enige verantwoordelijk kon worden gehouden. Nee, zeker niet. Maar hij was wel de voorganger in die dienst.

 

Binnenhof-watchers wogen ieder woord van PvdA-leider Ploumen en GroenLinks-leider Klaver op een goudschaaltje. En ja hoor, links en rechts zagen ze subtiele, maar niet mis te verstande aanwijzingen dat beiden toch wel weer met Rutte in zee wilden. Met Kaag had Rutte zelfs geluncht. In het Catshuis nog wel. CU-leider Seegers was ook al milder in zijn oordeel geworden. Rutte-IV ging er echt wel komen. Hier zagen we de visievertunneling van tot over hun nek geïnvolveerde Haagse journalisten die vaker met betaalde praatjes in talkshows de nuffige duider uithangen dan de macht kritisch op de hielen zitten. 

 

De journalistieke communis opinio is dat de formatie eindigt in een nieuw kabinet onder leiding van de Houdini van de Nederlandse politiek. Ik zeg u: dat gebeurt niet. En dat zeg ik niet als enige. Bij BNR opinieerde  oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas op 11 mei: 'Rutte geen premier'. (https://www.bnr.nl/nieuws/politiek/10440801/oud-kamervoorzitter-frans-weisglas-rutte-niet-opnieuw-premier-terug-in-de-kamer).

 

Zijn betoog is dat Rutte alleen geloofwaardig inhoud kan geven aan zijn 'radicale ideeën' over macht en tegenmacht, vertrouwen, transparantie en dualisme als hij in de Kamer gaat zitten. Een andere VVD'er zou dan minister-president moeten worden. De redenering is een andere, maar qua uitkomst zitten Weisglas en ik op dezelfde lijn. 

 

Dat zitten we ook in ons oordeel over de vertoning bij Nieuwsuur. "Niet onder de indruk" zei de keurige Weisglas. "Een irritante tsunami van holle woorden zonder enige serieuze gedachte over bestuurlijke vernieuwing" zeg ik. Hoogtepunt in de gênante kletsika was het voorstel voor 'een club' die tussen regering en uitvoeringsorganisaties moest zitten om mensen bij te staan die vermalen zijn door de overheidsmachinerie. Een club!

 

Daar zit een minister-president met elf jaar ervaring in het hoogste ambt en evenzovele jaren in andere hoge politieke ambten, met tienduizenden gedupeerde ouders in de maatschappelijke vangrail,  en die weet niks beters te bedenken dan 'een club'. Ombudsman Reinier van Zutphen, toevallig daags na Nieuwsuur in de Tweede Kamer om zijn jaarverslag aan te bieden, maakte er terecht korte metten mee. "Ik ben vooral geïnteresseerd in een club die mijn rapporten leest". Daar konden de MP en het kabinet het mee doen. 

 

Het lot van Mark Rutte wordt niet bepaald door de verkiezingsuitslag -waaraan hij argumenten ontleent om te blijven- noch door de bereidheid van de politiek leiders van D66, het CDA, GroenLinks of de PvdA om alsnog met hem in zee te gaan. Zijn lot wordt bepaald door de tijdgeest. De geest die in de samenleving buiten het Binnenhof leeft. Dat is op dit moment de geest die uit de fles is gekomen na 'geen geld meer naar de Grieken', de aardbevingsschade, de toeslagenaffaire, breedschalige ontsporingen in uitvoeringsorganisaties, 'functie elders', 'geen actieve herinnering', een overmatige coalitiedwang en talloze andere grote en kleine ontsporingen in het landsbestuur. 

 

In de volgende kabinetsperiode staan ons drie parlementaire enquêtes te wachten waarin Mark Rutte een hoofdrol zal spelen. Over de gasboringen, de kindertoeslagen en het coronabeleid. Wie een seconde nadenkt welke risico's dat met zich meebrengt voor het landsbestuur is meteen genezen van Rutte-IV als wenkend perspectief. De Tweede Kamer is tot gekke dingen in staat -het handhaven van een pooier en fraudeur in de eigen gelederen bijvoorbeeld- maar iets in mij zegt dat op enig moment ook daar het inzicht zal doordringen dat elders in de samenleving al lang gemeengoed is geworden: de tijd van gaan is gekomen. 

 

Mark Rutte is een man met grote kwaliteiten. Hij heeft zijn best gedaan en verdient een hoge onderscheiding voor zijn verdiensten voor Nederland. Maar nu is het klaar. De tijdgeest heeft gesproken. Jan for President.

 

Geert Dales

11 mei 2021

(Voor reacties en aanmeldingen voor periodieke updates over publicaties op mijn website: www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact)

Zie ook www.geertdales.com/piano (onderaan) voor de crowdfundingactie van de getalenteerde pianist Illia Fialko. Met nog zes dagen te gaan heeft hij 82% van zijn target binnen. Help hem naar (over) de 100% !

https://www.voordekunst.nl/ontdek?q=illia+fialko 

 

 

_______________________________________________________________

(HIERONDER DE TEKST VAN 4 APRIL 2021)

 

JAN FOR PRESIDENT

over ‘functie(s) elders’, machtsbehoud, Johan van Oldebarnevelt, Paasberaad en hoe een oud-voorzitter van de VVD nieuwe verkiezingen kan voorkomen

 

Who dunnit?

Het was niet de butler, maar inderdaad Annemarie Jorritsma, zoals ik voorspelde (zie publicatie 27 maart jl. hieronder).

AJ: vzTK-PO/CDA? notuleerde de ambtelijke staf van de verkenners uit de mond van ‘AJ’. Voor wie deze geheimtaal niet meteen doorgrondt: er staat dat AJ = Annemarie Jorritsma opperde dat PO = Pieter Omtzigt (CDA) vzTK moest worden gemaakt. Voorzitter van de Tweede Kamer dus.

 

Dat VVD-leider Mark Rutte een ministerspost voor Omtzigt inbracht deed afbreuk aan mijn beeld van zijn politieke listigheid. Ik had verwacht dat hij deze klus geheel zou overlaten aan AJ. Zijn uitleg dat dit een voortborduren was op een eerder contact met CDA-leider Hoekstra maakt het iets minder ongepast en brutaal dan dat Jorritsma opperde om Omtzigt Kamervoorzitter te maken.

 

Haar verweer in het Kamerdebat dat dit niet waar kon zijn omdat zij als geen ander weet “dat op zo’n manier echt geen Kamervoorzitter wordt benoemd” is hoogst ongeloofwaardig. Dergelijke benoemingen worden wel degelijk achter de schermen bedisseld en geritseld, of op zijn minst voorbesproken, voorgekookt en bevorderd. Jorritsma zelf weet er alles van, al was het maar omdat zij aanzit bij het ‘BPO’, het wekelijkse bewindspersonenoverleg waar de VVD-top niet alleen lopende zaken bespreekt, maar ook komende vacatures, wie daarvoor uit VVD-kring in aanmerking zou kunnen komen en hoe een benoeming het beste geregeld kan worden.

 

Functies elders

Maar ook uit eigen ervaring weet AJ hoe de hazen lopen. Toen in 2002 haar ministerschap ten einde liep moest er een functie elders gevonden worden. In 2003 kwam Almere vrij en het leek haar wel wat om burgemeester van de polderstad te worden. VVD-burgemeestersscout Willibrord van Beek, tuk op een VVD-succesje in de groeistad, harkte een aantal VVD-kanshebbers bij elkaar. Hoe meer hagel, hoe groter de kans op een raak schot. Ik was er een van. Henry Meijdam, op dat moment VVD-gedeputeerde in Noord-Holland, een andere. Toen Jorritsma erover vernam werd ze ongerust.

 

Nog voordat ik had besloten daadwerkelijk te solliciteren hing toenmalig VVD-leider Gerrit Zalm aan de lijn. Dat er van een sollicitatie geen sprake kon zijn. Ik was nog geen jaar ervoor lijsttrekker in Amsterdam geweest en opnieuw wethouder, tevens loco-burgemeester van de hoofdstad. Binnen een jaar al vertrekken naar een nieuwe positie was kiezersbedrog, aldus Zalm. Ik vroeg hem hoe het dan mogelijk was geweest dat Melanie Schultz van Haegen, ook lokale lijsttrekker in 2002 en wethouder te Leiden, vier maanden na die verkiezingen staatssecretaris voor de VVD was gemaakt in het kabinet Balkenende-I. Nota bene door Zalm zelf. Was dat dan geen kiezersbedrog? De flipperkastgrijns van de partijleider verdween op slag. Het was dat Jozias van Aartsen in mei 2003 de politieke leiding overnam van Gerrit Zalm en Jan van Zanen in hetzelfde jaar partijvoorzitter werd, anders was ik in 2004 nooit benoemd tot voorzitter van de Commissie Liberaal Manifest die de opdracht kreeg om vanuit de liberale idealen een visie op de toekomst te formuleren, als grondslag voor een ideologische herijking van de VVD.

 

Ik solliciteerde niet naar Almere. Evenmin als Henry Meijdam, die een vergelijkbaar belletje had gekregen. In zijn geval van Frank de Grave, op dat moment de vice-voorzitter van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Voelde ik me toch nog vereerd dat ik door de baas zelf was gebeld. Pas later, toen Henry inmiddels burgemeester van Zaanstad was geworden en ik van Leeuwarden –zonder aanmoediging van de VVD overigens, het was helemaal mijn eigen idee- analyseerden we dat Zalm erop uit was concurrentie voor Jorritsma uit te schakelen. Ze moest naar een functie elders en Henry en ik konden wel eens roet in het eten gooien.

 

Rita Verdonk, in 2006 met 620.555 voorkeursstemmen de Pieter Omtzigt van de VVD, vertelde afgelopen week op NPO-Radio1 nog eens over de escapades van de toenmalige VVD-top om haar in 2007 uit te schakelen door haar het burgemeesterschap van Rotterdam aan te bieden. Ook zij werd gebeld door Gerrit Zalm. “Als wij zorgen dat jij burgemeester van Rotterdam wordt, wil je dan je zetel inleveren?”. Ik herinner me nog een prachtige foto van Martijn Beekers voor de deur van het Novotel in Den Haag, waarmee de fotograaf in 2007 de Zilveren Camera won. VVD-ereleden Erica Terpstra, Henk Vonhoff en Frits Korthals Altes zitten na een mislukte verzoeningspoging met Verdonk met een chagrijnige muil in de auto te wachten op de chauffeur. Het was Korthals Altes, prominent inwoner van de havenstad, die het idee ‘Rita burgemeester’ had verzonnen. Ze hadden echt gedacht dat ze het wel even konden ritselen. Maar Rita hapte niet.

 

In dit patroon past ook de poging om Loek Hermans, slechts zes weken na zijn smadelijke aftocht als VVD-fractievoorzitter in de Eerste Kamer, in december 2015 het waarnemend burgemeesterschap van Zutphen te bezorgen. Dat het niet doorging kwam niet doordat de VVD-top alsnog besefte dat die benoeming –die door toedoen van de toenmalige Commissaris der Koning in Gelderland, de VVD’er Clemens Cornielje, al een feit was- absoluut niet door de integriteitsbeugel kon, maar omdat de bevolking van Zutphen, onder aanvoering van een SP-raadslid, in opstand kwam.

 

Nog eentje in deze reeks: na zijn ‘datsja-leugen’ moest de gewezen minister van buitenlandse zaken en oud-VVD-leider Halbe Zijlstra een functie elders. Dat hij de kluit belazerd had was voor minister-president Rutte geen belemmering persoonlijk te interveniëren in het benoemingsproces voor de positie van bewindvoerder bij de Wereldbank. Niet een uitermate gekwalificeerde topambtenaar, maar de gesneefde oud-minister moest de baan krijgen. Omdat deze chicanes door een lek op straat kwamen te liggen nog voor de benoeming een feit was ging het feest niet door. Zijlstra was al in Washington geweest om geschikte huisvesting te zoeken.

 

Vooruit, nog eentje dan! Frans Weekers, de begin 2014 wegens schandalen bij de Belastingdienst gesneuvelde VVD-staatssecretaris van Financiën. Hem werd een paar maanden nadien het lidmaatschap van een begrotingscommissie toegeschoven die de financiën op Aruba moest doorlichten. Het feest ging uiteindelijk niet door vanwege gesodemieter op het Antilliaanse eiland. Weekers kwam uiteindelijk nog goed terecht met mooie banen in Londen en Brussel.

 

 

Behoud van macht belangrijker dan de reden voor de macht

Functie elders’ is een beproefd concept voor de oplossing van een personeelsprobleem. Of het doel nu is een falende functionaris te lozen, een brave te belonen of een lastige te neutraliseren, de daaraan ten grondslag liggende morele standaard is steeds dezelfde: wij hebben de macht om zoiets te kunnen regelen en deinzen er niet voor terug die te gebruiken, ook al druist het in tegen politiek-bestuurlijke mores, beginselen van integriteit en benadeelt het beter gekwalificeerden. Het is de regentenmentaliteit van machthebbers die te lang op het pluche hebben gezeten, te weinig tegenspraak meer krijgen en wier moreel kompas ofwel ontbreekt, of is gaan haperen. Behoud van de macht is belangrijker geworden dan de reden voor het hebben van die macht. Alles wijst erop dat in de VVD van dit moment die mentale gesteldheid de overhand heeft gekregen.

 

Hoe anders valt de brutaliteit te verklaren van @lebbink, beter bekend als AJ, die daags na het voor haar en VVD-leider Rutte desastreus verlopen Kamerdebat, toen zij vernam dat de jongerenorganisaties van de CU, D66 en het CDA van mening waren dat de moederpartijen niet meer verder konden met Mark Rutte als VVD-leider, twitterde:

Je moet maar durven om de lijsttrekker van de grootste partij die de verkiezingen net heeft gewonnen als jongerenorganisaties uit te willen sluiten”.

 

Je moet maar durven dacht ik, om nog maar een paar dagen geleden ‘vzTK-PO/CDA’ ter tafel te brengen, daar geen herinnering aan te hebben en anderen –ambtenaren- het bedenken van ‘functie elders’ in de schoenen te schuiven. Dat de ambtelijke ondersteuners op eigen houtje het bespreekpunt ‘Functie elders’ voor de altijd kritische Omtzigt op de notitie voor de verkenners plaatsten, zoals minister van BZK en oud-verkenner Kajsa Ollongren met een stalen gezicht, mede namens collega Jorritsma, de Tweede Kamer wilde doen geloven gaat er bij mij niet in. Zij zullen het zeker opgeschreven hebben als punt van aandacht, maar pas nadat zoiets uit de mond van een of ander politiek personage was vernomen. Uit eigen ervaring weet ik dat ambtenaren door en door loyaal zijn aan het politiek-bestuurlijk gezag. Die gaan niet rommelen in politiek-bestuurlijke verhoudingen, zelfs niet de minste suggestie daarvoor inbrengen. Dat is een erecode. Meteen nadat Ollongren die woorden sprak rolden dan ook de eerste verontwaardigde tweets van ambtenaren binnen.

 

 

Rutte is de Oldebarnevelt van deze tijd

De motie van wantrouwen tegen minister-president Rutte van PVV-leider Wilders werd verworpen (72 stemmen voor, 78 tegen), maar de motie van afkeuring van D66 en het CDA jegens het Kamerlid Rutte werd aangenomen. Met een overweldigende meerderheid zelfs. Alleen de fractie van de VVD stemde tegen. Formeel is het geen motie van wantrouwen, dus Mark Rutte heeft het staatsrecht aan zijn zijde als hij stelt dat hij nog steeds het vertrouwen van de Kamer geniet en door kan gaan als regeringsleider. Materieel gezien was het niets anders dan een motie van wantrouwen. “Ik had het niet beter kunnen zeggen” oordeelde D66-leider Sigrid Kaag toen Geert Wilders constateerde: “U heeft zojuist Mark Rutte onthoofd”.

 

Natuurlijk konden D66, het CDA en de CU de motie van wantrouwen niet steunen. Dat zou het land in een bestuurlijke chaos gestort hebben, met Sigrid Kaag of Hugo de Jonge als tijdelijk premier. Of Tamara van Ark, net geloosd als verkenner. Geen verstandig mens wil zo’n crisis en zulke risico’s in coronatijd op zijn geweten hebben. Dus mag, of sterker nog, moet Mark Rutte voorlopig door. Tot er een nieuwe regering is. Het is een uitgestelde executie. Zoals Johan van Oldebarnevelt in 1619 maandenlang in een opkamertje bij het Binnenhof moest wachten op zijn onthoofding, moet Mark Rutte nu in een ander Binnenhofs opkamertje nog maanden lijdzaam hetzelfde lot afwachten. Met het premierschap van Mark Rutte is het gedaan. Het is even tragisch als deerniswekkend. ‘Geen werkomgeving onveiliger dan de politiek’ schreef ik nog op 29 januari jl. in de NRC (zie pagina PUBLICATIES op deze website). Ook de Houdini van de Nederlandse politiek kan er nu over mee praten. De ene dag zijn Sig, Wop en Gert-Jan je BFF’s, de andere dag trekken zij het mes.

 

 

Paasberaad

Pasen is het feest van wederopstanding, hoop, verzoening en bevrijding. Een moment voor bezinning en reflectie. Maar het kan mensen ook op gekke ideeën brengen. Vorig jaar belegde Jan Nagel, sinds driekwart jaar weer voorzitter van 50PLUS, een ‘Paasberaad’ waarbij hij een crisis in zijn partij fabuleerde en forceerde en zichzelf positioneerde als de brenger van de Verlossing. De afloop is bekend. Van de destijds gepeilde tien zetels bleef er op 17 maart jl. slechts één over. Wie wil lezen hoe dat ging en over veel meer gekkigheid in het politieke universum raad ik mijn boek ‘Tien Zetels’ aan (te verkrijgen via www.bol.com).

 

Het Paasberaad van 2021 belooft evenmin een goede afloop. Nu is de VVD de klos. Al op Goede Vrijdag liet CU-leider Gert-Jan Segers er geen misverstand over bestaan. Zijn partij zal niet meer meedoen in een coalitie zolang Mark Rutte de VVD-leider blijft. “Judas!” was de voorspelbare reactie van een horde VVD-prominenten, met de herinnering -die wel- aan de EO-uitzending van ‘The Passion’ nog vers in hun hoofd. “Nog maar twee weken geleden hebben bijna twee miljoen mensen op Mark Rutte gestemd. Basta!” riep oud-minister Uri Rosenthal. Dat die stemmen werden uitgebracht toen nog niemand wist wat zich in de Stadhouderskamer op het Binnenhof had voltrokken liet hij onbesproken. “Je moet maar durven” twitterde @alebbink toen de jongeren van CU, CDA en D66 te kennen gaven het niet meer te zien zitten met Rutte. “Mark Rutte is slachtoffer van populistische hypocrisie” schreef communicatiestrateeg Jan Driessen op Adformatie.nl, een platform waar ‘reputatiemanagers’ graag vertellen hoe anderen het moeten doen. Eén domme fout van Rutte wordt nu afgestraft door adepten van ‘de principeloze geldwolf Orbán, de aartsleugenaar Trump en de dictator Erdogan’ betoogde spindoctor Driessen, VVD’er en huisvriend van Mark Rutte, in een poging diens misstappen te beperken tot alleen ‘functie elders’ en die ene miskleun nietig en onbetekenend te laten lijken in het licht van de wandaden van buitenlandse potentaten die Wilders, Baudet en Azarkan voor zoete koek zouden slikken. Alsof Hongarije, de VS en Turkije onze referentiekaders zijn.

 

Ik lieg niet, nooit. Heb ik een van u ooit belazerd?” sprak een bijna wanhopige MP tot de Tweede Kamer. Ja, gonsde het door het hele land. Duizend euro voor iedere werkende Nederlander. Aan de hypotheekrenteaftrek wordt niet getornd. Geen geld meer naar de Grieken. Geen herinnering aan de burgerdoden in Hawija. Geen herinnering aan het dividendbelastingmemo. Geen herinnering aan de datsjaleugen van Zijlstra. Geen herinnering aan de bonnetjes van Teeven en Opstelten. Geen herinnering aan functie elders voor Omtzigt. Driessen zwijgt erover, maar de lijst is lang en wordt langer. Te lang nu, naar het oordeel van de hele Tweede Kamer minus de VVD en naar de mening van een ruime meerderheid in het land, zoals Maurice de Hond inmiddels peilde.

 

Hoe verder

De grote vraag is nu: hoe verder? CDA-voorman Hoekstra sprak over een ‘rotzooi’ die is aangericht en dat was nog zacht uitgedrukt. Voor die rotzooi is de Tweede Kamer, die donderdagnacht de VVD-leider aanviel vanwege zijn twijfelachtige omgang met de waarheid, net zo verantwoordelijk als de onthoofde premier. “Wij zijn de opdrachtgever, wij hebben de leiding, de verkenners werken in onze opdracht” brulde FvD-fractievoorzitter Thierry Baudet verontwaardigd toen hem bleek dat de oude en de nieuw benoemde verkenners niet hadden gedaan wat de Kamer wilde. Waarom had de Tweede Kamer dan niet tevoren duidelijk het speelveld van de verkenners vastgesteld? En waarom stemde de Kamer, ook Baudet, Wilders, Marijnissen, Klaver en Ploumen, in met de benoeming van twee verkenners met intrinsieke partij- respectievelijk eigen belangen, in plaats van te kiezen voor één gezaghebbende, neutrale, boven de partijen staande verkenner die binnen een helder mandaat het speelveld in kaart kan brengen zonder bijbedoelingen? Die komt nu alsnog en beter laat dan nooit, maar de Tweede Kamerleden die voetstoots instemden met de komst van Jorritsma en Ollongren en daarna die van Van Ark en Koolmees moeten ook de hand in eigen boezem steken. Een wat bedaagder optreden dan de opgewonden vertoning van 1 en 2 april is nu noodzakelijk om niet nog meer chaos te veroorzaken.

 

Gert-Jan Segers, leider van de ChristenUnie, heeft met zijn ‘njet’ tegen een nieuwe coalitie met de VVD onder leiding van Mark Rutte het verdere proces gecompliceerd, maar tegelijkertijd vergemakkelijkt. Gecompliceerd omdat de huidige coalitie, die na de verkiezingen 78 zetels heeft, zonder de vijf van de CU niet verder kan, terwijl geen enkele andere partij geloofwaardig kan instappen gelet op het stemgedrag bij de moties. Vergemakkelijkt, omdat hij scherp heeft neergezet dat een regering met de VVD alleen nog denkbaar is als Mark Rutte het veld ruimt. Zonder de 34 zetels van de VVD is geen houdbare coalitie te vormen. Het is dus of Rutte eruit, of nieuwe verkiezingen. Het woord is aan de VVD.

 

Jan van Zanen

In de politiek geldt vaak dat niets is wat het lijkt. Als VVD-voorzitter Christianne van der Wal verklaart dat Mark Rutte haar ‘volledige steun heeft’ kun je dat net zo goed duiden als hakken in het zand en loyaliteit aan de leider, dan als het opdrijven van de prijs als het eenmaal zover is dat de VVD bereid is Rutte te laten vallen. Datzelfde geldt voor het koor van VVD’ers dat liet weten dat Mark Rutte gewoon door kan gaan (‘bijna twee miljoen stemmen’) en ‘woedend’ te zijn op Judas Segers. Ook zij weten dat er maar twee varianten zijn:

 

  • Rutte blijft de leider van de VVD en is degene die de formatiebesprekingen voert namens zijn partij en is de kandidaat-premier
  • Rutte wordt beschaafd uitgefaseerd en vervangen door een andere VVD’er die bij coalitiepartners wel het vertrouwen wint en kandidaat-premier wordt.

 

In de eerste variant gaan we onder meer beleven dat de VVD het voortouw in de (in)formatie laat aan D66 en rustig afwacht totdat alle denkbare opties –en dat zijn er niet veel- onhaalbaar gebleken zijn. Sommigen in de VVD denken dat Kaag en consorten daarna met hangende pootjes terugkeren naar Rutte. Ik voorspel dat deze route leidt naar nieuwe verkiezingen. Elke fractieleider die voor de moties van afkeuring en wantrouwen heeft gestemd en zoiets doet is ten dode opgeschreven. Het gaat dus niet gebeuren. De formatie loopt volledig vast en de enige uitweg is terug naar de kiezer. Omdat de VVD ook wel weet dat dit tot aanzienlijk zetelverlies zal leiden gaat het zover niet komen. Het is de kiezer ook niet uit te leggen dat het vasthouden aan Rutte, aan wie nu niet alleen een lange lijst vertrouwenondermijnende handelingen kleeft, maar die zich in de komende regeringsperiode ook nog eens voor drie risicovolle parlementaire enquêtecommissies (toeslagenaffaire, gaswinning en coronabeleid) zal moeten verantwoorden, de reden is voor nieuwe verkiezingen die het landsbestuur tot in 2022 lam zullen leggen.

 

Wil de VVD nog verder besturen –en dat wil de partij maar al te graag- is optie twee de enige mogelijkheid: Rutte vervangen door iemand die zijn premierschap kan overnemen. In de VVD-fractie, vol met talent waar de partij de komende vier tot acht jaar veel plezier aan gaat beleven, zit niemand met de statuur die de voor de hand liggende coalitiepartners ertoe zal brengen over de vertrouwensbreuk heen te stappen. Er moet dus een horizontale instromer komen. ‘Edith Schippers’ roepen de parlementaire journalisten dan unisono in een gemakzuchtige reflex. Waarom zij altijd meteen genoemd wordt heb ik nooit begrepen. Drie keer kreeg ze als minister van Volksgezondheid een motie van wantrouwen voor haar kiezen. Alledrie verworpen weliswaar, maar toch. Ik heb geen oordeel over haar (on)geschiktheid, maar zou eerst een doorwrochte analyse van de parlementaire journalistiek willen lezen voordat ik meega in het gejubel over deze vrouwelijke premierskandidaat.

 

In de situatie waarin we nu zitten moet ‘tried and trusted’ leidraad zijn. Geen experimenten, geen risico’s en bewezen kwaliteit. De VVD heeft zo iemand in huis. De naam is Jan van Zanen. Zijn politiek-bestuurlijke staat van dienst is vlekkeloos. Zijn ervaring lang en breed. Jan is de rust zelve en doet in hoffelijkheid en jovialiteit geenszins onder voor Mark Rutte. Jan zit al in Den Haag, hij hoeft niet eens te verhuizen. Dat zijn burgemeesterschap aldaar nog maar van korte duur is kan en mag geen belemmering vormen. Er zijn wel vaker mensen, ook VVD’ers, na een kort verblijf op een of andere functie van hun post gehaald en elders neergezet om een urgent probleem op te lossen. Voor Den Haag is zo weer een andere geschikte burgemeester te vinden. Hubert Bruls bijvoorbeeld. Die zit er toch al dag en nacht. Jan zal zeggen dat hij niet weg kan en weg wil, maar dat zei hij ook toen de VVD erop aandrong zijn Utrechtse burgemeesterschap, waarvoor hij net was herbenoemd, in te ruilen voor Den Haag. Loyaliteit en een dienstbare instelling kenmerken deze oude rot in het bestuurlijke vak.

 

Toen Van Zanen mij in 2004 als VVD-voorzitter verzocht leiding te geven aan de commissie die een nieuw liberaal beginselprogramma moest opstellen kreeg ik te horen dat we volledig de vrije hand hadden, binnen de grenzen van drie dogma’s: de hypotheekrente-aftrek staat als een huis, aan de AOW wordt niet getornd en handen af van het Koningshuis. Het Koningshuis zal nog wel even blijven, maar over de andere twee hoeft premier Van Zanen zich geen zorgen te maken dat die nog tot een complicerend debat in zijn partij zullen leiden. Zijn entree bij de andere coalitiegenoten wordt er ook een stuk makkelijker door. Als de luidruchtige VVD-prominenten zich een tijdje orale zelfquarantaine opleggen en het delicate vertrouwensherstelproces niet verder belasten zie ik geen enkele beer op de weg. Zo kan de VVD weer verder.

Ik zeg: Jan for President!

 

Geert Dales

4 april 2021

 

 

 

 

WUFTE WIJSHEID – II

Eind januari 2010 belde mij Ivo Opstelten. De toenmalige voorzitter van de VVD en latere gesjeesde minister had er lucht van gekregen dat De Volkskrant een interview met mij wilde publiceren over de uitkomsten van de Amsterdamse raadsenquête naar de Noord-Zuidlijn die kort ervoor waren gepubliceerd.

 

De bouw van die metrolijn, waarvan de beoogde uitbreiding recent, in april 2021, werd bedeeld met 1,5 miljard euro uit het Nationaal Groeifonds omdat het een onmisbare schakel is in het regionale vervoersnet, had een forse budgetoverschrijding veroorzaakt. Als eertijds verantwoordelijk VVD-wethouder stond ik in de beklaagdenbank. Met naderende gemeenteraadsverkiezingen moest ieder risico worden vermeden dat de VVD in verband zou worden gebracht met dat -destijds nog- omstreden project.

 

Toen Opstelten belde speelde ik geen enkele politieke rol. Ik was al jaren bestuursvoorzitter van een grote hogeschool en had een paar niet-politieke nevenfuncties. In de VVD was ik niets anders dan lid. Toch vond de partijvoorzitter het nodig om mij het zwijgen op te leggen. “Geen vuur trekken en afblazen dat interview” luidde het bevel, dat ik vriendelijk naast me neerlegde met de aanbeveling het interview eerst te lezen. Mocht iets hem niet bevallen kon hij mij altijd bellen. Ik vernam er niets meer over.

 

Dat de VVD-leiding mijn onafhankelijke opstelling niet kon waarderen merkte ik een jaar later, toen ik in de zoektocht naar ander emplooi na mijn onvoorziene vertrek bij de hogeschool her en der werd gedwarsboomd door niet de minste VVD’ers.

 

Oud-fractievoorzitter en minister Jozias van Aartsen blokkeerde als stichtingsvoorzitter mijn aanstelling tot directeur van een fusie-instituut van enkele kennisinstellingen op het gebied van stad en ruimte (KEI, Nirov, Nicis en SEV), hoewel de medewerkers een sterke voorkeur voor mij hadden uitgesproken boven de kandidaat die het uiteindelijk werd, een wethouder uit Den Bosch die al snel weer van het toneel verdween. Dit vernam ik jaren later van iemand -op dat moment burgemeester in een serieuze gemeente- die met Van Aartsen in het stichtingsbestuur had gezeten en die ik bij toeval trof aan de bar van de Amsterdamse Bodega Keijzer.

 

Staatssecretaris Halbe Zijlstra van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap intervenieerde in 2011 persoonlijk om te voorkomen dat ik voorzitter zou worden van de Raad voor Cultuur, hoewel hij mij, tijdens een etentje in een Utrechts restaurant, had bezworen zich niet met de procedure te bemoeien. Het werd de plooibare omroepman Joop Daalmeijer. Het was de voorzitter van de ‘onafhankelijke’ benoemingscommissie die mij dit uit de doeken deed.

 

Toen VVD-Commissaris der (toen nog) Koningin Jan Fransen zich sterk wilde maken voor een waarnemend burgemeesterschap van mij in een Zuid-Hollandse gemeente werd hem vanuit de VVD-top te verstaan gegeven dat het zijn kansen op een kabinetspost niet ten goede zou komen. Dat vernam ik van de Commissaris zelf.

 

Dit alles speelde zich af in de periode waarin Mark Rutte net was begonnen aan zijn eerste kabinet. Het tekent de sfeer van partijgenootschappelijke kadaverdiscipline die er heerste en nog steeds heerst. In de partij van de liberale waarden staat de belangrijkste, het recht om je mond open te doen en te zeggen wat je vindt, de in artikel 7 van onze Grondwet en vele internationale verdragen verzekerde vrijheid van meningsuiting, al heel lang onder druk. ‘Functie elders’, druk op eigen Kamerleden om in de coalitiepas te blijven lopen en ausradieren van afwijkend gedachtegoed is een klassiek leerstuk uit de VVD-school.

 

Nieuw was dat niet voor me. Toen ik ooit op een VVD-congres in Rotterdam kenbaar maakte niet te begrijpen waarom naast de PVV ook de VVD zich druk maakte om de dubbele nationaliteit van de beoogde staatssecretarissen Albayrak en Aboutaleb werd ik bijna gelyncht door vooraanstaande VVD’ers die voelden aankomen dat die interventie van de burgemeester van Leeuwarden -mijn toenmalige functie- nieuws zou worden. Waarom ik zoiets tijdens een openbaar congres in aanwezigheid van de media moest zeggen? Ik kon met mijn contacten toch gewoon rechtstreeks de VVD-top bellen om mijn bezwaren kenbaar te maken. Dat ik altijd dacht dat congressen er waren om te debatteren was een misverstand. Dat was alleen voor ‘gewone’ leden die geen toegang hadden tot de top. Zat je eenmaal bij die ‘top’ dan moest je je muil houden.

 

Ooit werd ik op een vroege zaterdagochtend gebeld door een buitenzinnige Mark Rutte die erop los schold omdat ik het had bestaan in een krant iets te zeggen dat hem niet beviel. Nadat hij uitgeraasd was zei ik: “Prima om je hart te luchten, maar bel je me ook een keer als ik me weer eens uit de naad gesjouwd heb voor de VVD?”. We hebben overigens nog flink gelachen toen hij mij, eenmaal tot rust gekomen, vertelde dat hij eerst op de verkeerde Geert-knop had gedrukt en Wilders aan de lijn kreeg. 

 

In de VVD is er warmte voor wie meeloopt en kilte voor wie meelopen geen vanzelfsprekendheid is. Bij warme betrekkingen in de VVD denk ik aan types als de helaas recent overleden Hans van Baalen, de oud-Kamerleden Mark Verheijen, Han ten Broeke en Joost Taverne, oud-wethouder Frits Huffnagel en de reeds genoemde Jan Fransen, toevalligerwijze allemaal VVD’ers die op een of andere manier buiten de boot zijn gevallen. Het kan haast geen toeval zijn.

 

Al deze herinneringen kwamen naar boven toen ik dezer dagen het eindverslag las van Herman Tjeenk Willink, de kabinetsinformateur wiens wufte wijsheid (www.geertdales.com/archief) de afgelopen weken weer over het Binnenhof waarde.

 

Met veel omhaal van woorden wordt de weg bereid naar een kabinet Rutte-IV. Er wordt gefilosofeerd over dualistische verhoudingen, een open bestuursstijl, ontknoping van bestuur en politieke controle, inhoud boven proces, een regeerakkoord op hoofdlijnen en ruimte voor tegenmacht. Ik las niets waar ik niet meteen voor zou tekenen.

 

Het ging fout toen Tjeenk Willink verviel in de wufterigheid die het handelsmerk is van adviseurs van zijn kaliber. Toen ik teksten las als ‘De democratische rechtsorde is gebaseerd op vertrouwen en matiging”, “Het lijkt er echter op dat vertrouwen en matiging hebben plaatsgemaakt voor wantrouwen en escalatie” en “Wie een andere bestuursstijl predikt moet uitgaan van vertrouwen” en tot me liet doordringen welk bestuurlijk denken achter deze fraaie volzinnen schuilgaat voelde ik woede opkomen. Die ging over in schuimbekken toen ik een interview las met de informateur in het AD. “Denkt u dat premier Rutte zelf in staat is de verandering teweeg te brengen?”. “Ja”, zei de informateur, “ik acht hem tot veel in staat”.

 

Ja. Ik ook’ dacht ik. Maar niet tot de fundamentele verandering die we nodig hebben. Rutte is een leerling uit de VVD-school van discipline en in de pas lopen. Alleen al daarom kan hij, ondanks zijn onmiskenbare kwaliteiten en verdiensten voor het land waarvoor hij de hoogste onderscheiding verdient, nooit de verpersoonlijking zijn van de noodzakelijke cultuuromslag.

 

Ik kwam weer tot rust toen ik zaterdag 1 mei in De Volkskrant het interview las met de Duitse journalist Thomas Kirchner die volgt wat er in Nederland gebeurt. “Een premier die niet de waarheid spreekt is niet normaal. Als daar geen noemenswaardige verontwaardiging over ontstaat erodeert de politieke cultuur”. Fijn dat een Duitser ons de weg wijst. Ik leer graag van mensen die van nabij hebben gezien waartoe ontsporingen kunnen leiden.

 

Ik moest ineens denken aan Rutte’s Britse collega Boris Johnson. Een dezer dagen gaan we horen of hij de waarheid sprak over de bekostiging van de verbouwing van zijn Downing Street appartement. Iets in mij zegt dat hij erover gelogen heeft. Iets in mij zegt ook dat dit keet gaat worden. Dat de mensen zulk gechicaneer en gelieg niet meer pikken. Zoals ik hoop dat wij ook klaar zijn met dit gedrag en ons niet meer met wufte kletspraatjes amechtig het bos in laten sturen. We zijn toe aan wat anders en bij wat anders horen andere mensen.

 

Geert Dales

2 mei 2021

www.geertdales.com/nieuwsbrief-reacties-contact

 

 

 

WUFTE WIJSHEID

WUFTE WIJSHEID

Lang geleden, het zal in 2005 geweest zijn, ging in mijn burgemeesterskamer te Leeuwarden de telefoon. Aan de lijn hing het secretariaat van de vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink. Of ik zin had om een keer met hem te praten over allerhande politiek-bestuurlijke vraagstukken.

 

De directe aanleiding was het verschijnen van het ‘Liberaal Manifest’, een boekwerkje van 85 pagina’s dat was opgesteld door een speciale VVD-commissie waarvan ik de voorzitter was. Het bevatte allerlei bespiegelingen over individuele vrijheid, de rol van de staat, burgerschap, grondrechten en identiteit en was bedoeld als aanzet tot een herijking van de grondbeginselen van de VVD.

 

Het Liberaal Manifest kreeg toen het in 2005 werd gepubliceerd veel aandacht in de media, zoals de Groene Amsterdammer (https://www.groene.nl/artikel/manifest-barst-van-de-liberale-nieuwigheden)

 

waarover spraken wij?

Dat was Tjeenk Willink niet ontgaan. Hij wilde er wel eens over praten. Mijn functies van burgemeester en korpsbeheerder van de regionale politie zullen meegespeeld hebben bij de invitatie.

 

Uiteraard nam ik de uitnodiging van de vice-president van de Raad van State, beter bekend als ‘onderkoning’, aan. Zoiets weiger je niet en ik ben, althans was, parmantig en ijdel genoeg om gevleid te zijn dat deze machtige figuur in ons democratische bestel mijn gedachten belangwekkend genoeg vond om er kennis van te nemen.

 

Zo geschiedde het dat ik op een mooie dag het Haagse Paleis Kneuterdijk betrad, waar begin 19e eeuw koning Willem I resideerde en later zijn zoon Willem II en diens echtgenote Anna Paulowna. Tegenwoordig huist daar de Raad van State. Het paleis is een ontwerp van de Franse bouwmeester Daniël Marot (1660–1752), die ook de hand had in het prachtige oude Stadhuis van Leeuwarden met zijn fenomenaal mooie burgemeesterskamer. Ik voelde me dan ook meteen thuis bij de onderkoning, wiens werkkamer uitzicht gaf op de Franse tuin aan de achterzijde van het paleis.

 

Anderhalf uur duurde ons gesprek, dat ik als uiterst plezierig, onderhoudend en interessant ervoer. Aantekeningen maakte ik niet. Ik kan dus niet meer nalezen waarover wij precies spraken en welke conclusies we trokken. Hoe boeiend de gedachtenwisseling ook was, geen enkele herinnering is me bijgebleven anders dan dat het een aangenaam gesprek was. Dit terwijl ik een beter geheugen heb dan menig politicus en me allerhande details uit gesprekken van soms decennia geleden nog feilloos kan herinneren.

 

 

met wufte wijsheid het debat ontlopen

Dit komt bij me op als ik de thans 79-jarige Tjeenk Willink weer als informateur over het Binnenhof zie wandelen. Hij is een eerzaam persoon die in een bepaald tijdsgewricht perfect paste. Het tijdsgewricht waarin heren en een enkele dame samenschoolden om op beschaafd-intellectualistische wijze maatschappelijk ordenend op te treden, conflicten weg te poetsen en te zorgen dat besturen kunnen besturen.

 

Het was de tijd waarin deftige verhandelingen over democratie, vertrouwen, de rechtsstaat en de gapende kloof tussen politici en burgers de indruk wekten van oprechte interesse van de politiek-bestuurlijke klasse in de noden van het gewone volk en alleen al daarom dempend werkten op politieke en sociale tegenstellingen. Op de gewone man, waaronder menige volksvertegenwoordiger, maakte dat indruk. Wat was het toch weer mooi opgeschreven in de jaarverslagen van de Raad van State, de rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau of de adviezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Zo kunnen we weer verder.

 

Hedendaagse leveranciers van fraaie adviseursretoriek zijn oud-Rabotopman Herman Wijffels, oud-SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan en de voormalige onderkoning HermanTjeenk Willink. De oud-commissaris van de Koning in Brabant, thans rector magnificus en voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Tilburg Wim van de Donk kan er ook wat van. Beschaafde lieden, bedachtzame uitstraling, eloquent en altijd klaar om ons te vertellen over normatieve kaders, gapende kloven en noodzakelijke dialogen. Gemeenschappelijke karakteristiek van deze heren is dat geen van hen ooit voor de hete vuren van het politieke bestuur heeft gestaan. Alle vier waren of zijn ze ook deeltijd-hoogleraar, wat de status en statuur van hun woorden danig opwaardeert.

 

Wie de term bedacht heeft weet ik niet meer, maar toen iemand op dergelijke intellectualistische, ogenschijnlijk weldoordachte en in fraaie bewoordingen opgeschreven verhandelingen de kwalificatie ‘wufte wijsheid’ plakte zag ik het ineens: dit is niet bedoeld om debat uit te lokken, maar juist om het tegen te gaan. De kunst is vraagstukken zo te verwoorden dat iedereen in onzekerheid raakt of de voorgeschotelde probleemanalyse en aanbevelingen gelden als oprechte inzet voor maatschappelijke verandering, of juist bedoeld zijn om de status quo te handhaven en oproerkraaiers de mond te snoeren.

 

Wufte wijsheid is een machtig instrument in handen van de verbaal begaafde representant van de zittende macht, die met een aureool van weldenkendheid, al dan niet geveinsde betrokkenheid en gespeelde intellectualistische superioriteit imponeert en onzekerheid veroorzaakt over de werkelijke bedoelingen. Wanhopig vraag je je af: is hij zo intelligent of ben ik zo dom?

 

 

wat wil hij nou eigenlijk?

Terugdenkend aan mijn conversatie met Herman Tjeenk Willink moest ik hieraan denken. Ik was onder de indruk van zijn analytisch vermogen en begaafdheid om zijn gedachten in tot de verbeelding sprekende bewoordingen te vatten. Tevreden en voldaan ging ik naar huis, maar wat had hij me nou eigenlijk verteld? En waarom is me dat niet bijgebleven?

 

De vraag is of deze aanpak heden ten dage nog werkt. Ik denk van niet. Tjeenk Willink zelf had ook al twijfels. Toen hij op 6 april door de Kamervoorzitter werd benaderd om informateur te worden was zijn reactie “Het is armoede als je moet constateren dat je alleen bij een 79-jarige kan uitkomen, hoe leuk dat voor die 79-jarige ook voor één dag is. Maar het is niet goed”. Je vraagt je af waarom hij dan 'ja' gezegd heeft op het verzoek. Hij is toch niet de enige in Nederland die zo'n klus kan klaren?

 

Inmiddels klagen allerlei Kamerleden steen en been over de handelwijze van de voormalige onderkoning in zijn hernieuwde rol als informateur. Volgens de motie-Kaag was zijn opdracht om ‘in gesprekken met vertegenwoordigers van alle fracties te verkennen op welke wijze de vorming van een kabinet kan plaatsvinden en hierbij in het bijzonder te onderzoeken of en, zo ja, onder welke voorwaarden er voldoende vertrouwen tussen partijen bestaat of weer kan ontstaan om een breed gedragen weg uit de impasse te vinden’.

 

De gesprekkenreeks van de informateur gaat veel verder dan dit mandaat. Jan en alleman komt voorbij. De Kamer had kunnen weten dat Tjeenk Willink de man is van de brede beschouwingen, van de esoterische discussies met interessante gesprekspartners, van de vergezichten over de democratische orde, rechtsstaat en vertouwenskloof, gevat in imposante teksten waarvan je na een tijdje allen nog maar weet dat ze eloquent waren. Het is de methode van dempen en appaiseren die in een ander tijdsgewricht wellicht prima werkte, maar niet in het huidige.

 

 

andere tijden, andere methoden

Nog maar een paar weken geleden werd een motie van wantrouwen tegen de minister-president nipt verworpen en een motie van afkeuring tegen het Kamerlid Rutte met algemene stemmen minus zijn eigen partij aangenomen. De jongste ontwikkelingen in de ‘toeslagenaffaire’ (https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5226484/mark-rutte-toeslagenaffaire-ministerraad-tweede-kamer-pieter) vormen extra aanleiding voor de vaststelling dat we met wufte wijsheid de bestuurscrisis niet te boven komen.

 

Deze tijd vraagt niet om intellectualistische beschouwingen over ‘vertrouwen’ of ‘macht en tegenmacht’, noch een fraai geformuleerde regeringsagenda met vergezichten, maar om een hardhandig afrekenen met de ingeslopen bestuurscultuur van verdoezelen, achterhouden, afdekken, tegenwerken, verzwijgen, liegen en bedriegen. Dit is een ander tijdsgewricht dat om andere spelers en andere methoden vraagt.

 

Geert Dales

22 april 2021